Weinig artiesten zijn zo productief als Rihanna: 'Talk That Talk' is haar zesde album in zeven jaar. Haar manager noemt artiesten die minder vaak albums uitbrengen 'wegwerpartiesten' en is ervan overtuigd dat 'Talk That Talk' alleen hits bevat. Gaan kwantiteit en kwaliteit bij Rihanna dan wel samen?
Met meer dan twintig miljoen verkochte albums behoort Rihanna onmiskenbaar tot de meest succesvolle artiesten van de afgelopen jaren. Waar de andere grote namen van vandaag (zoals Lady GaGa en Beyoncé) singer-songwriters zijn, is Rihanna vooral singer-dancer. Dat is opmerkelijk, want hoewel haar stomende liveoptredens leuk zijn om naar te kijken, zijn haar matige live vocalen zeker geen lust voor het oor. De drang om zich schrijvend te bewijzen kent Rihanna echter niet; haar tekstuele aandeel is weer gering (ze schrijft mee aan vier nummers). Hoewel Rihanna op het album niet kan profiteren van haar voornaamste (uiterlijke) kwaliteit, lukt het haar met 'Talk That Talk' toch best te vermaken.
De gehele recensie is gepubliceerd op Studenten.net.
vrijdag 2 december 2011
maandag 28 november 2011
Het Fenomeen Tel Sell
Verguisd en geplaagd, maar niet gezwicht
Weinig is zo veranderlijk als de programmering van commerciële televisiezenders. Sinds 1993 is er echter één programma vrijwel onafgebroken dagelijks te zien geweest op verschillende commerciële zenders, een programma dat enkele uren duurt en waar niemand naar kijkt, maar dat iedereen kent. Wat is toch het geheim van Tel Sell?
Het schaamteloos mikken op de materiële behoeften van kijkers tijdens ellenlange, nagesynchroniseerde reclamepraatjes lijkt een goed voorbeeld van de Amerikanisering van het medialandschap. Niets is echter minder waar: Tel Sell is een oer-Hollands familiebedrijf dat in 1993 door Louise Mulder werd opgericht in Almere. Op dat moment opereert Mulder vanuit haar garage. Eind 2001 meldt oud-Mediumredacteur ArCo Gnocchi in Medium dat het goed gaat met Tel Sell: maar liefst één miljoen Nederlanders staan geregistreerd in het klantenbestand van het thuiswinkelbedrijf. Louise Mulder wist een decennium geleden al precies wat de verklaring is voor het succes van Tel Sell; het is een guilty pleasure. “Mensen kopen stiekem bij ons, net zoals ze stiekem de Privé lezen.” Het grootste succes komt echter voort uit het vele overdrijven dat Tel Sell doet: “Die overdrijving heb je nodig. Dat is wat mensen willen horen.”
Het gaat sinds 2001 steeds beter met Tel Sell, het krijgt zelfs een eigen zender. Wat begon in een garage, wordt nu gedaan vanaf een complex in Almere waar niet alleen een callcenter, maar ook een eigen studio en magazijn voor alle producten zijn gevestigd. Eind 2006 wordt de zender van Tel Sell vervangen door Liveshop, die de eerste live homeshopping televisiezender in Nederland wordt. Tel Sell is aandeelhouder van Liveshop en tijdens de uren waarop Liveshop niet uitzendt, blijft Tel Sell uitzenden. Waar Tel Sell in 1993 begonnen is met nagesynchroniseerde informercials (lange, informatieve reclamespots), zendt het nu live eigen producties uit en bedient daarmee niet alleen de Nederlandse, maar ook de Belgische markt. Het succes van Tel Sell lijkt niet te stoppen: het bedrijf opent een vestiging op Curaçao en tussen 2006 en 2008 groeit Tel Sell in Nederland uit tot marktleider op het gebied van teleshopping. In 2008 bedient Tel Sell in totaal 1,4 miljoen van alle 6 miljoen Nederlandse huishoudens.
Faillissement
Al deze klanten worden in Nederland tot begin december 2007 bereikt door het uitzenden van 280 uur televisie per week op acht verschillende televisiezenders. Voor dit uitzenden betaalt Tel Sell op dat moment ongeveer 4 miljoen euro per jaar. In november 2007 begint het succes van Tel Sell voor de buitenwereld echter de eerste scheuren te vertonen. De grote creditcardbedrijven staken hun samenwerking met Tel Sell nadat het in mei 2007 verzuimt om openbaar te maken dat hackers de creditcardgegevens van dertigduizend klanten hebben gestolen. In december 2007 stopt SBS op al haar zenders met het uitzenden van de Tel Sell programma´s en ontslaat het thuiswinkelbedrijf al zijn tijdelijke personeel. Op 9 januari 2008 krijgt Tel Sell de genadeklap: het bedrijf wordt door de rechter failliet verklaard. Vlak voor dit faillissement wordt al bekend dat het financieel slecht gaat met Tel Sell. Tel Sell verklaart op 9 januari 2008 in de Volkskrant dat het geen duidelijkheid kan geven over de oorzaak van de financiële problemen, maar uit oude jaarverslagen blijkt dat Tel Sell ondanks het schijnbare succes in 2005 en 2006 aanzienlijke verliezen heeft geleden. In 2006 lijdt het thuiswinkelbedrijf een verlies van 260 duizend euro en in 2005 zelfs ruim een miljoen euro. Ingewijden melden de Volkskrant dat ze de verliezen toeschrijven aan mislukte pogingen om ook tot de Duitse markt toe te treden. Binnen enkele dagen na het faillissement vervangt RTL de Tel Sell-programma´s op al zijn zenders door andere programma´s. Niet alleen Tel Sell wordt failliet verklaard, ook Liveshop wordt door de rechter bankroet verklaard. In tegenstelling tot Tel Sell legt Liveshop zich op dat moment niet bij deze beslissing neer, gaat in beroep en blijft in afwachting daarvan in de lucht.
Duurzame doorstart
De Tel Sell-loze periode in het medialandschap duurt niet lang: op 1 februari 2008 maakt Tel Sell bekend dat het een doorstart zal maken. Ongeveer 45 werknemers die voor het faillissement al bij Tel Sell werkzaam waren, keren bij het bedrijf terug. De terugkeer beleeft zijn première in België, maar na onderhandelingen met verschillende zenders keert Tel Sell ook in Nederland terug. Sindsdien zijn de programma´s van Tel Sell een constante in de programmering van verschillende commerciële zenders. De vraag is waarom de programma´s voor deze zenders zo aantrekkelijk zijn. Marianne Robben, directrice en eigenaresse van advies- en reclamebureau in dialoog marketing LaRobben, in 2005 verkozen tot direct marketingvrouw van het jaar en oud-student Communicatiewetenschap, zegt hierover: “Het antwoord op die vraag ligt besloten in het woord ‘commercieel’. Programma’s die geld in het laatje brengen, zijn voor deze zenders interessant. Dat kunnen populaire programma’s zijn die adverteerders trekken voor de reclameblokken tijdens primetime. Maar in het geval van Tel Sell is het business model juist om lowtime (het tegenovergestelde van primetime, red.) uitzendtijd te verkopen en daar nog zo veel mogelijk aan over te houden. Zo lang Tel Sell voor winst zorgt, zal het worden uitgezonden. Daarbij geldt de marktwerking: de zendtijd en kosten van de uitzending worden door de zenders gekoppeld aan het aantal kijkers. Zolang er voldoende kijkers zijn voor omzet voor Tel Sell en daarmee een gezonde Return On Investment (ROI) voor de zenders, zullen de commerciële zenders de Tel Sell-achtigen van deze wereld blijven uitzenden.”
Dat de programma´s van Tel Sell lowtime worden uitgezonden, blijkt ook uit de kijkcijfers. In een gemiddelde week begin september 2011 kijken er dagelijks bijna 13.000 mensen naar de programma´s van Tel Sell op RTL 5, 7 en 8 samen. Naar sommige van de programma´s kijken minder dan duizend mensen (Stichting Kijk Onderzoek rekent dan met nul kijkers), naar andere programma´s kijken op het hoogtepunt 20.000 mensen. Voor lowtime zijn dat echter helemaal geen slechte cijfers. Direct marketingdeskundige Marianne Robben: “In vergelijking met kijkcijfers van het Nederlands Elftal doet Tel Sell het slecht, maar dat is een verkeerde bril als je wilt weten waarom commerciële zenders het uitzenden. Je moet kijken met een commerciële bril en dan kijk je dus met een ROI-bril. Je kijkt niet naar absolute aantallen, maar naar aantallen in vergelijking met inkomsten. Hoe verhouden zich de kosten tot de opbrengsten in een timeslot dat moeilijk te verkopen is omdat er zo weinig kijkers zijn? Uitzendingen van Tel Sell leveren omroepen in ieder geval meer op dan zwart beeld of een teletekstscherm.” Robben meent dat inkomsten hier belangrijker zijn dan de mening van een deel van het publiek. “Dat veel mensen Tel Sell irritant vinden is dan weinig ter zake doende. Net zoals het belang van de kijkcijfers. Waar het primetime gaat om het werven van publiek voor je zender en populariteit voor je zendermerk, gaat het lowtime niet om kijkcijfers of het imago van programma´s. Als er weinig kijkers zijn, zijn er ook weinig mensen die zich ergeren. Ook hier wordt de mate van irritatie realistisch in het perspectief van de opbrengsten gezet. En die leveren tot nu toe blijkbaar nog steeds een positieve uitkomst op.”
Gespierd zonder sporten
Hoe erg het medialandschap tussen 1993 en 2011 ook is veranderd, er is kennelijk een bepaalde behoefte hetzelfde gebleven, welke ervoor zorgt dat Tel Sell vandaag de dag nog steeds bestaansrecht heeft. Is de status van Tel Sell anno 2011 anders dan die van 1993? Direct marketingdeskundige Marianne Robben: “De cultstatus die Tel Sell aanvankelijk had verworven was rondom hun faillissement wel over zijn top heen, misschien dat hun faillissement daar ook mee te maken heeft gehad. Hun omzet zal door de jaren heen zeker sterk hebben gefluctueerd. Succes heeft echter niet alleen met kopers te maken, maar ook met een gezonde bedrijfsvoering.” Hoewel Tel Sell het dus niet altijd even makkelijk heeft gehad, is ‘het bestaansrecht nooit veranderd’. Robben: “Tel Sell geeft met zijn programma´s invulling aan een basisbehoefte die mensen al decennialang koesteren: dingen kopen! Vooral nieuwe, innovatieve dingen kopen die appelleren aan menselijke kernwaarden zoals hoop en geluk, vinden we leuk. We willen een ‘brighter outlook on the future’, een gespierder lichaam zonder te sporten, een betere huid zonder haren of pukkels, gezond zijn en toch lekker eten zonder dik te worden, een schoner huis zonder moeite, strakkere heupen zonder vetrolletjes en een bh die wel lekker zit.” Het best verkochte apparaat van Tel Sell sinds 2001 komt inderdaad overeen met deze waarden: van de AbTronic (een buikspierapparaat) werden in zeven maanden een half miljoen exemplaren besteld. Robben: “Het format waarmee Tel Sell werkt, versterkt deze behoeften nog eens. Zo maken ze gebruik van veel testimonials (verklaringen van gebruikers, red.) en stellen ze het noemen van de prijs lang uit (die wordt gepresenteerd als ondergeschikt aan het product). Klanten krijgen altijd een extraatje, zoals ‘de derde gratis’ of ‘een kleinere extra pan cadeau’ enzovoort. Ook heel belangrijk en effectief is het creëren van een sense of urgency: het wordt zo voorgesteld dat het erg belangrijk is om vandaag te bestellen, want alleen dan ontvang je bijvoorbeeld een extraatje. Ook heel aantrekkelijk is natuurlijk de mogelijkheid om bij duurdere producten op afbetaling te kopen.”
Rooskleurige toekomst
Of het nu is omdat je Tel Sell goed vindt of omdat je niet kan wachten tot het fenomeen van de buis verdwijnt, de vraag is hoe de toekomst van Tel Sell eruit zal zien. Marianne Robben ziet die rooskleurig voor zich. “Ik geloof zeker dat de Tel Sell-achtigen van deze wereld een goede toekomst hebben, juist omdat ze appelleren aan de eerder genoemde kernwaarden. Zeker als ze hun televisie-inspanningen goed weten te combineren met de nieuwe media is die toekomst er. Internet leent zich (nog meer dan televisie) voor het verkopen van hele specifieke producten in The Long Tail.” The Long Tail is een begrip dat voortkomt uit een theorie van Chris Anderson en die inhoudt dat wanneer een bedrijf zich richt op de verkoop van producten die gericht zijn op slechts een klein gedeelte van het publiek (een niche), deze producten samen een groter marktaandeel kunnen verwerven dan producten die de massa dienen. Robben: “Daar is nog veel te halen, maar ook in het verlengen van de levenscyclus van de producten door ze te verkopen in bestaande en online retailkanalen.”
Het geheim van Tel Sell
Hoewel het bestaan van Tel Sell sinds 1993 niet over rozen is gegaan, staat het bedrijf vandaag de dag nog steeds overeind. Meerdere concurrenten in dezelfde markt (waaronder SUUS) moesten het afleggen tegen Tel Sell. Hoe kan het toch dat Tel Sell wel steeds overleeft en wel kan doorstarten na een failissement? Wat is nu het geheim van Tel Sell? Direct marketingdeskundige Marianne Robben vindt het een moeilijke vraag. “Ik denk dat hun hele hoge merkbekendheid uiteindelijk de doorslaggevende factor is. Vaak zie je dat de marktleider van een segment ook de meeste omzet in dat segment weet te pakken. De cultstatus en het daardoor breed bekend raken van Tel Sell heeft van hen een echt merk gemaakt, met alle voordelen van dien. Tel Sell is hét merk voor teleshopping. Het merk is zelfs zo sterk geworden dat het bijna een duiding is geworden voor de categorie. Daar kunnen de meeste merken alleen maar van dromen.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Weinig is zo veranderlijk als de programmering van commerciële televisiezenders. Sinds 1993 is er echter één programma vrijwel onafgebroken dagelijks te zien geweest op verschillende commerciële zenders, een programma dat enkele uren duurt en waar niemand naar kijkt, maar dat iedereen kent. Wat is toch het geheim van Tel Sell?
Het schaamteloos mikken op de materiële behoeften van kijkers tijdens ellenlange, nagesynchroniseerde reclamepraatjes lijkt een goed voorbeeld van de Amerikanisering van het medialandschap. Niets is echter minder waar: Tel Sell is een oer-Hollands familiebedrijf dat in 1993 door Louise Mulder werd opgericht in Almere. Op dat moment opereert Mulder vanuit haar garage. Eind 2001 meldt oud-Mediumredacteur ArCo Gnocchi in Medium dat het goed gaat met Tel Sell: maar liefst één miljoen Nederlanders staan geregistreerd in het klantenbestand van het thuiswinkelbedrijf. Louise Mulder wist een decennium geleden al precies wat de verklaring is voor het succes van Tel Sell; het is een guilty pleasure. “Mensen kopen stiekem bij ons, net zoals ze stiekem de Privé lezen.” Het grootste succes komt echter voort uit het vele overdrijven dat Tel Sell doet: “Die overdrijving heb je nodig. Dat is wat mensen willen horen.”
Het gaat sinds 2001 steeds beter met Tel Sell, het krijgt zelfs een eigen zender. Wat begon in een garage, wordt nu gedaan vanaf een complex in Almere waar niet alleen een callcenter, maar ook een eigen studio en magazijn voor alle producten zijn gevestigd. Eind 2006 wordt de zender van Tel Sell vervangen door Liveshop, die de eerste live homeshopping televisiezender in Nederland wordt. Tel Sell is aandeelhouder van Liveshop en tijdens de uren waarop Liveshop niet uitzendt, blijft Tel Sell uitzenden. Waar Tel Sell in 1993 begonnen is met nagesynchroniseerde informercials (lange, informatieve reclamespots), zendt het nu live eigen producties uit en bedient daarmee niet alleen de Nederlandse, maar ook de Belgische markt. Het succes van Tel Sell lijkt niet te stoppen: het bedrijf opent een vestiging op Curaçao en tussen 2006 en 2008 groeit Tel Sell in Nederland uit tot marktleider op het gebied van teleshopping. In 2008 bedient Tel Sell in totaal 1,4 miljoen van alle 6 miljoen Nederlandse huishoudens.
Faillissement
Al deze klanten worden in Nederland tot begin december 2007 bereikt door het uitzenden van 280 uur televisie per week op acht verschillende televisiezenders. Voor dit uitzenden betaalt Tel Sell op dat moment ongeveer 4 miljoen euro per jaar. In november 2007 begint het succes van Tel Sell voor de buitenwereld echter de eerste scheuren te vertonen. De grote creditcardbedrijven staken hun samenwerking met Tel Sell nadat het in mei 2007 verzuimt om openbaar te maken dat hackers de creditcardgegevens van dertigduizend klanten hebben gestolen. In december 2007 stopt SBS op al haar zenders met het uitzenden van de Tel Sell programma´s en ontslaat het thuiswinkelbedrijf al zijn tijdelijke personeel. Op 9 januari 2008 krijgt Tel Sell de genadeklap: het bedrijf wordt door de rechter failliet verklaard. Vlak voor dit faillissement wordt al bekend dat het financieel slecht gaat met Tel Sell. Tel Sell verklaart op 9 januari 2008 in de Volkskrant dat het geen duidelijkheid kan geven over de oorzaak van de financiële problemen, maar uit oude jaarverslagen blijkt dat Tel Sell ondanks het schijnbare succes in 2005 en 2006 aanzienlijke verliezen heeft geleden. In 2006 lijdt het thuiswinkelbedrijf een verlies van 260 duizend euro en in 2005 zelfs ruim een miljoen euro. Ingewijden melden de Volkskrant dat ze de verliezen toeschrijven aan mislukte pogingen om ook tot de Duitse markt toe te treden. Binnen enkele dagen na het faillissement vervangt RTL de Tel Sell-programma´s op al zijn zenders door andere programma´s. Niet alleen Tel Sell wordt failliet verklaard, ook Liveshop wordt door de rechter bankroet verklaard. In tegenstelling tot Tel Sell legt Liveshop zich op dat moment niet bij deze beslissing neer, gaat in beroep en blijft in afwachting daarvan in de lucht.
Duurzame doorstart
De Tel Sell-loze periode in het medialandschap duurt niet lang: op 1 februari 2008 maakt Tel Sell bekend dat het een doorstart zal maken. Ongeveer 45 werknemers die voor het faillissement al bij Tel Sell werkzaam waren, keren bij het bedrijf terug. De terugkeer beleeft zijn première in België, maar na onderhandelingen met verschillende zenders keert Tel Sell ook in Nederland terug. Sindsdien zijn de programma´s van Tel Sell een constante in de programmering van verschillende commerciële zenders. De vraag is waarom de programma´s voor deze zenders zo aantrekkelijk zijn. Marianne Robben, directrice en eigenaresse van advies- en reclamebureau in dialoog marketing LaRobben, in 2005 verkozen tot direct marketingvrouw van het jaar en oud-student Communicatiewetenschap, zegt hierover: “Het antwoord op die vraag ligt besloten in het woord ‘commercieel’. Programma’s die geld in het laatje brengen, zijn voor deze zenders interessant. Dat kunnen populaire programma’s zijn die adverteerders trekken voor de reclameblokken tijdens primetime. Maar in het geval van Tel Sell is het business model juist om lowtime (het tegenovergestelde van primetime, red.) uitzendtijd te verkopen en daar nog zo veel mogelijk aan over te houden. Zo lang Tel Sell voor winst zorgt, zal het worden uitgezonden. Daarbij geldt de marktwerking: de zendtijd en kosten van de uitzending worden door de zenders gekoppeld aan het aantal kijkers. Zolang er voldoende kijkers zijn voor omzet voor Tel Sell en daarmee een gezonde Return On Investment (ROI) voor de zenders, zullen de commerciële zenders de Tel Sell-achtigen van deze wereld blijven uitzenden.”
Dat de programma´s van Tel Sell lowtime worden uitgezonden, blijkt ook uit de kijkcijfers. In een gemiddelde week begin september 2011 kijken er dagelijks bijna 13.000 mensen naar de programma´s van Tel Sell op RTL 5, 7 en 8 samen. Naar sommige van de programma´s kijken minder dan duizend mensen (Stichting Kijk Onderzoek rekent dan met nul kijkers), naar andere programma´s kijken op het hoogtepunt 20.000 mensen. Voor lowtime zijn dat echter helemaal geen slechte cijfers. Direct marketingdeskundige Marianne Robben: “In vergelijking met kijkcijfers van het Nederlands Elftal doet Tel Sell het slecht, maar dat is een verkeerde bril als je wilt weten waarom commerciële zenders het uitzenden. Je moet kijken met een commerciële bril en dan kijk je dus met een ROI-bril. Je kijkt niet naar absolute aantallen, maar naar aantallen in vergelijking met inkomsten. Hoe verhouden zich de kosten tot de opbrengsten in een timeslot dat moeilijk te verkopen is omdat er zo weinig kijkers zijn? Uitzendingen van Tel Sell leveren omroepen in ieder geval meer op dan zwart beeld of een teletekstscherm.” Robben meent dat inkomsten hier belangrijker zijn dan de mening van een deel van het publiek. “Dat veel mensen Tel Sell irritant vinden is dan weinig ter zake doende. Net zoals het belang van de kijkcijfers. Waar het primetime gaat om het werven van publiek voor je zender en populariteit voor je zendermerk, gaat het lowtime niet om kijkcijfers of het imago van programma´s. Als er weinig kijkers zijn, zijn er ook weinig mensen die zich ergeren. Ook hier wordt de mate van irritatie realistisch in het perspectief van de opbrengsten gezet. En die leveren tot nu toe blijkbaar nog steeds een positieve uitkomst op.”
Gespierd zonder sporten
Hoe erg het medialandschap tussen 1993 en 2011 ook is veranderd, er is kennelijk een bepaalde behoefte hetzelfde gebleven, welke ervoor zorgt dat Tel Sell vandaag de dag nog steeds bestaansrecht heeft. Is de status van Tel Sell anno 2011 anders dan die van 1993? Direct marketingdeskundige Marianne Robben: “De cultstatus die Tel Sell aanvankelijk had verworven was rondom hun faillissement wel over zijn top heen, misschien dat hun faillissement daar ook mee te maken heeft gehad. Hun omzet zal door de jaren heen zeker sterk hebben gefluctueerd. Succes heeft echter niet alleen met kopers te maken, maar ook met een gezonde bedrijfsvoering.” Hoewel Tel Sell het dus niet altijd even makkelijk heeft gehad, is ‘het bestaansrecht nooit veranderd’. Robben: “Tel Sell geeft met zijn programma´s invulling aan een basisbehoefte die mensen al decennialang koesteren: dingen kopen! Vooral nieuwe, innovatieve dingen kopen die appelleren aan menselijke kernwaarden zoals hoop en geluk, vinden we leuk. We willen een ‘brighter outlook on the future’, een gespierder lichaam zonder te sporten, een betere huid zonder haren of pukkels, gezond zijn en toch lekker eten zonder dik te worden, een schoner huis zonder moeite, strakkere heupen zonder vetrolletjes en een bh die wel lekker zit.” Het best verkochte apparaat van Tel Sell sinds 2001 komt inderdaad overeen met deze waarden: van de AbTronic (een buikspierapparaat) werden in zeven maanden een half miljoen exemplaren besteld. Robben: “Het format waarmee Tel Sell werkt, versterkt deze behoeften nog eens. Zo maken ze gebruik van veel testimonials (verklaringen van gebruikers, red.) en stellen ze het noemen van de prijs lang uit (die wordt gepresenteerd als ondergeschikt aan het product). Klanten krijgen altijd een extraatje, zoals ‘de derde gratis’ of ‘een kleinere extra pan cadeau’ enzovoort. Ook heel belangrijk en effectief is het creëren van een sense of urgency: het wordt zo voorgesteld dat het erg belangrijk is om vandaag te bestellen, want alleen dan ontvang je bijvoorbeeld een extraatje. Ook heel aantrekkelijk is natuurlijk de mogelijkheid om bij duurdere producten op afbetaling te kopen.”
Rooskleurige toekomst
Of het nu is omdat je Tel Sell goed vindt of omdat je niet kan wachten tot het fenomeen van de buis verdwijnt, de vraag is hoe de toekomst van Tel Sell eruit zal zien. Marianne Robben ziet die rooskleurig voor zich. “Ik geloof zeker dat de Tel Sell-achtigen van deze wereld een goede toekomst hebben, juist omdat ze appelleren aan de eerder genoemde kernwaarden. Zeker als ze hun televisie-inspanningen goed weten te combineren met de nieuwe media is die toekomst er. Internet leent zich (nog meer dan televisie) voor het verkopen van hele specifieke producten in The Long Tail.” The Long Tail is een begrip dat voortkomt uit een theorie van Chris Anderson en die inhoudt dat wanneer een bedrijf zich richt op de verkoop van producten die gericht zijn op slechts een klein gedeelte van het publiek (een niche), deze producten samen een groter marktaandeel kunnen verwerven dan producten die de massa dienen. Robben: “Daar is nog veel te halen, maar ook in het verlengen van de levenscyclus van de producten door ze te verkopen in bestaande en online retailkanalen.”
Het geheim van Tel Sell
Hoewel het bestaan van Tel Sell sinds 1993 niet over rozen is gegaan, staat het bedrijf vandaag de dag nog steeds overeind. Meerdere concurrenten in dezelfde markt (waaronder SUUS) moesten het afleggen tegen Tel Sell. Hoe kan het toch dat Tel Sell wel steeds overleeft en wel kan doorstarten na een failissement? Wat is nu het geheim van Tel Sell? Direct marketingdeskundige Marianne Robben vindt het een moeilijke vraag. “Ik denk dat hun hele hoge merkbekendheid uiteindelijk de doorslaggevende factor is. Vaak zie je dat de marktleider van een segment ook de meeste omzet in dat segment weet te pakken. De cultstatus en het daardoor breed bekend raken van Tel Sell heeft van hen een echt merk gemaakt, met alle voordelen van dien. Tel Sell is hét merk voor teleshopping. Het merk is zelfs zo sterk geworden dat het bijna een duiding is geworden voor de categorie. Daar kunnen de meeste merken alleen maar van dromen.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
maandag 21 november 2011
Product Placement Nieuwtje: Armgebaar is reclame
Dit artikel is alleen online gepubliceerd.
Tulisa Contostavlos, jurylid in de Britse editie van X Factor, wordt mogelijk letterlijk beperkt in haar bewegingsvrijheid. De zangeres (23), die bekend werd met hip-hop groep N-Dubz, probeert mogelijk haar parfum op televisie aan te prijzen door middel van een armgebaar.
Aan het begin van iedere liveshow van het programma groet Contostavlos het publiek met haar ‘signature arm gesture’, een gebaar waarbij ze de tatoeage op haar arm toont. Op haar arm staat de tekst ‘The Female Boss’ getatoeëerd en laat dat nu ook net de naam zijn van haar eigen geurtje dat ze vorige maand heeft gelanceerd.
Hoewel product placement sinds februari 2011 in Engeland is toegestaan, is het in Engeland niet toegestaan om ‘talenten’ aan bepaalde producten te laten refereren of ze die te laten promoten. Mediawaakhond Ofcom heeft klachten ontvangen over het armgebaar van Contostavlos, dat een illegale manier zou zijn om haar parfum aan de man te brengen. Hierop heeft Ofcom een onderzoek ingesteld naar de legaliteit van Tulisa’s armgebaar. Ze zou haar tatoeage overigens sinds het begin van het jaar hebben.
Opmerkelijk genoeg hebben de mensen die klaagden de link tussen het armgebaar en het geurtje waarschijnlijk niet eens zelf gelegd; in het ‘achter de schermen’-programma Xtra Factor werd een clip getoond van Contostavlos’ armgebaar die werd besproken in relatie met haar parfum. Mocht blijken dat Tulisa Contostavlos met haar armgebaar de regels van Ofcom overtreedt, mag ze het gebaar in toekomstige uitzendingen niet meer maken.
Het opmerkelijke nieuws bevestigt drie bevindingen: Ofcom is streng en precies in de naleving van zijn regels omtrent (in dit geval) reclame, Britse televisiekijkers zijn snel geneigd om formele klachten in te dienen naar aanleiding van hetgeen zij op televisie zien én Ofcom neemt deze klachten graag serieus. Uiteindelijk is het dus niet Contostavlos die ‘the boss’ is.
Bronnen:
The Guardian
Digital Spy
Tulisa Contostavlos, jurylid in de Britse editie van X Factor, wordt mogelijk letterlijk beperkt in haar bewegingsvrijheid. De zangeres (23), die bekend werd met hip-hop groep N-Dubz, probeert mogelijk haar parfum op televisie aan te prijzen door middel van een armgebaar.
Aan het begin van iedere liveshow van het programma groet Contostavlos het publiek met haar ‘signature arm gesture’, een gebaar waarbij ze de tatoeage op haar arm toont. Op haar arm staat de tekst ‘The Female Boss’ getatoeëerd en laat dat nu ook net de naam zijn van haar eigen geurtje dat ze vorige maand heeft gelanceerd.
Hoewel product placement sinds februari 2011 in Engeland is toegestaan, is het in Engeland niet toegestaan om ‘talenten’ aan bepaalde producten te laten refereren of ze die te laten promoten. Mediawaakhond Ofcom heeft klachten ontvangen over het armgebaar van Contostavlos, dat een illegale manier zou zijn om haar parfum aan de man te brengen. Hierop heeft Ofcom een onderzoek ingesteld naar de legaliteit van Tulisa’s armgebaar. Ze zou haar tatoeage overigens sinds het begin van het jaar hebben.
Opmerkelijk genoeg hebben de mensen die klaagden de link tussen het armgebaar en het geurtje waarschijnlijk niet eens zelf gelegd; in het ‘achter de schermen’-programma Xtra Factor werd een clip getoond van Contostavlos’ armgebaar die werd besproken in relatie met haar parfum. Mocht blijken dat Tulisa Contostavlos met haar armgebaar de regels van Ofcom overtreedt, mag ze het gebaar in toekomstige uitzendingen niet meer maken.
Het opmerkelijke nieuws bevestigt drie bevindingen: Ofcom is streng en precies in de naleving van zijn regels omtrent (in dit geval) reclame, Britse televisiekijkers zijn snel geneigd om formele klachten in te dienen naar aanleiding van hetgeen zij op televisie zien én Ofcom neemt deze klachten graag serieus. Uiteindelijk is het dus niet Contostavlos die ‘the boss’ is.
Bronnen:
The Guardian
Digital Spy
woensdag 16 november 2011
De Schijf Van Vijf
Over de rubriek
De ene recensent vindt een bepaalde plaat ge-wel-dig, terwijl de andere er hooguit de poot van zijn wiebelende tafel mee wil ondersteunen. Daarom riep Musicmaker de Schijf Van Vijf in het leven: een vakrecensent en iemand 'uit het veld' geven onafhankelijk hun mening over vijf nieuwe albums. Deze maand bespreken Leon van Wijk, muziekredacteur bij Studenten.net en redacteur bij Medium, een magazine over communicatiewetenschap en Wouter de Boer, eindredacteur bij KindaMuzik, schrijver van concertaankondigingen voor het Groningse poppodium Vera en concertprogrammeur de nieuwe releases van De Dijk, Nobody Beats The Drum, The Devil's Blood, The Hype en Spinvis. (Bron: Musicmaker)
Musicmaker ligt nu in de winkel; de PDF-bestanden van de rubriek kunnen hier worden bekeken:
Pagina 1 en Pagina 2.
Recensies
Nobody Beats The Drum – Currents
Het lijkt alsof er een einde is gekomen aan het Britste monopolie op het maken van goede elektro; het Nederlandse Nobody Beats The Drum doet niet onder voor de huidige Britse elektronicageneratie en is misschien zelfs origineler. Hoewel het makkelijk zou zijn om de Engelse werkwijze te kopiëren en op zeker te spelen, is van de overgeproduceerdheid die Britse elektro vaak kenmerkt, op dit album zeker geen sprake. De ruwe randjes zijn op Currents niet weg gepolijst, wat resulteert in een alles behalve voorspelbare plaat. Hoewel alle tracks even dansbaar zijn en rauw in het gehoor liggen, eindigen sommige van de nummers lang niet zo sterk als ze beginnen doordat de aanvankelijk geïntroduceerde melodieën niet overal even sterk worden uitgebouwd. Dat wordt echter goedgemaakt door het treffende oor voor detail dat, geuit in de vorm van verrassende geluidseffecten, dit album zo prettig gestoord laat klinken. Niet zo commercieel, maar voor zowel Nederlandse als internationale begrippen een hele fijne plaat.
De Dijk – Scherp De Zeis
Opgericht in 1981 is De Dijk een oude rot in het Nederlandstalige vak. Na een samenwerking met Solomon Burke (een project dat de band door Burke’s plotselinge overlijden niet in de koude kleren is gaan zitten) is het nu tijd voor het negentiende studioalbum. Op Scherp De Zeis, een cultureel statement dat volgens frontman Huub van der Lubbe verwijst naar de steeds harde wordende samenleving, klinkt de band volgens het persbericht ‘op haar best’ en ‘soulvoller en intenser dan ooit’. Hoewel de spijker hier en daar inderdaad treffend op zijn kop wordt geslagen door de interessante paradoxen en beeldspraken die het melancholische aan dit album nog wat extra kracht mee geven, overtuigt de plaat niet overal. De alom verafgode Van der Lubbe draagt de chansons met karakter, maar de teksten verdienen over het algemeen geen diepzinnigheidsprijs en de instrumentalen zijn slechts in enkele nummers van een kwaliteit die van De Dijk verwacht mag worden. Vernieuwend is de plaat niet, maar De Dijk blijft daarmee wel trouw aan zijn roots. Wie van een band van formaat ook een album van formaat verwachtte, wordt licht teleurgesteld, maar de fans zullen er niet minder hard om meezingen.
Spinvis – tot ziens, Justine Keller
Wie denkt dat poëzie en muziek twee onverenigbare takken van kunst zijn, moet na het beluisteren van deze plaat zijn ongelijk toegeven. Hoewel Spinvis nauwelijks daadwerkelijk rijmt, legt hij wel een treffend woordgebruik aan de dag dat dit album tot de verbeelding doet spreken. Op klein gehouden muziek met subtiele elektronische elementen is de ene zinsnede oppervlakkig, herkenbaar en gedetailleerd specifiek, terwijl de volgende zinsnede door vileine beeldspraak toch weer diepgaand en universeel is. De soms ietwat dubbelzinnige, van intelligentie getuigende passages gaan met name opvallen na meerdere luisterbeurten. Hoewel de verhalende praatzang van Erik de Jong lang niet briljant is, past die prima bij het genre: schijnbaar ongecompliceerd, maar wel degelijk vrij moeilijk om overtuigend uit te voeren. Spinvis kleurt op deze plaat voortdurend netjes binnen de lijnen en een volgend album zou nog interessanter zijn als er vocaal of muzikaal eens grenzen worden overschreden; iets meer kracht of bombast is namelijk wel welkom. Voor liefhebbers een vermakelijke plaat.
The Devil’s Blood – The Thousandfold Epicentre
Voor liefhebbers van het occulte is er eigenlijk maar één medium dat de emoties echt kan dragen en uitdrukken: de muziek. Het fijne aan The Devil's Blood is dat er in hun weliswaar zeker niet licht verteerbare nummers nog wel echt gezóngen wordt en het grote geluid dat daardoor wordt gecreëerd doet makkelijk vergeten dat we hier met een Nederlandse formatie te maken hebben. Een verrassing of enorme verbetering is het album vergeleken met hun eerdere werk niet, maar aangezien dat in dit geval betekent dat het de band wederom is gelukt om een authentiek vet, maar vooral tijdloos album af te leveren dat alleen een tikje melancholischer is dan zijn voorganger, is dat helemaal niet zo erg. Hoewel de stem van The Mouth of Satan vrijwel alle toonhoogtes makkelijk aankan, kennen we aan het einde van de plaat alle kunstjes wel en begint haar jankende stemgeluid op zijn minst te vervelen. De gierende gitaren en de (helaas net iets te) zorgvuldig gedoseerde strijkers vervelen daarentegen allerminst. Een redelijk toegankelijk visitekaartje voor het genre, ondertekend met bloed, dat wel.
The Hype – Have You Heard The Hype?
De Haarlemse band The Hype doet wat te weinig zichzelf respecterende bands en artiesten vandaag de dag doen: ze zijn eerlijk over het feit dat ze van muziek houden en dat uiten door schaamteloos luchtige pop te maken die vooral goed mee te zingen moet zijn. De popmuziek hoeft helemaal niet als mainstream te worden afgedaan, maar is een genre dat net zo moeilijk is te beoefenen als alle andere en net zo goed kan raken. Op de manier waarop de heren van The Hype het doen is het echter allemaal niet zo moeilijk: de liedjes zijn inderdaad tot meezingen uitnodigend, maar de vrolijke, steeds op dezelfde manier opgebouwde niemendalletjes missen diepgang en eigenheid. Het is daarentegen respectabel dat vrijwel alle nummers enorm catchy zijn, maar zo veel refrein is wel de weg van de minste weerstand. De voor jongvolwassenen herkenbare teksten worden goed gezongen door Yorick van Norden, jammer is wel het enorme gebrek aan ballads op de plaat; de twee die erop staan maken duidelijk hoe goed ze daarin uit de verf komen. The Hype moet nog groeien en een eigen geluid ontwikkelen, maar uit dit alleraardigste debuut wordt één ding duidelijk: de potentie is er.
Over Musicmaker
Musicmaker is al meer dan dertig jaar hét allround vakblad voor muzikanten, bands en aanverwanten. Voor een blad over zoiets dynamisch als popmuziek is dat behoorlijk bijzonder. En Musicmaker ís behoorlijk bijzonder.
Wij richten ons niet op één instrument of muziekstijl want wij denken dat jij als muzikant graag verder kijkt dan je neus lang is. Dus lees je over je eigen instrument, maar ook over andere, volg je wat je favoriete bands doen, maar wil je ook weten hoe mindere artiesten het aanpakken. En ben je benieuwd naar de zakelijke kant van popmuziek, achtergrondverhalen en ongezouten meningen. Want laten we eerlijk wezen: uiteindelijk worden we allemaal gedreven door dezelfde passie voor muziek.
De ene recensent vindt een bepaalde plaat ge-wel-dig, terwijl de andere er hooguit de poot van zijn wiebelende tafel mee wil ondersteunen. Daarom riep Musicmaker de Schijf Van Vijf in het leven: een vakrecensent en iemand 'uit het veld' geven onafhankelijk hun mening over vijf nieuwe albums. Deze maand bespreken Leon van Wijk, muziekredacteur bij Studenten.net en redacteur bij Medium, een magazine over communicatiewetenschap en Wouter de Boer, eindredacteur bij KindaMuzik, schrijver van concertaankondigingen voor het Groningse poppodium Vera en concertprogrammeur de nieuwe releases van De Dijk, Nobody Beats The Drum, The Devil's Blood, The Hype en Spinvis. (Bron: Musicmaker)
Musicmaker ligt nu in de winkel; de PDF-bestanden van de rubriek kunnen hier worden bekeken:
Pagina 1 en Pagina 2.
Recensies
Nobody Beats The Drum – Currents
Het lijkt alsof er een einde is gekomen aan het Britste monopolie op het maken van goede elektro; het Nederlandse Nobody Beats The Drum doet niet onder voor de huidige Britse elektronicageneratie en is misschien zelfs origineler. Hoewel het makkelijk zou zijn om de Engelse werkwijze te kopiëren en op zeker te spelen, is van de overgeproduceerdheid die Britse elektro vaak kenmerkt, op dit album zeker geen sprake. De ruwe randjes zijn op Currents niet weg gepolijst, wat resulteert in een alles behalve voorspelbare plaat. Hoewel alle tracks even dansbaar zijn en rauw in het gehoor liggen, eindigen sommige van de nummers lang niet zo sterk als ze beginnen doordat de aanvankelijk geïntroduceerde melodieën niet overal even sterk worden uitgebouwd. Dat wordt echter goedgemaakt door het treffende oor voor detail dat, geuit in de vorm van verrassende geluidseffecten, dit album zo prettig gestoord laat klinken. Niet zo commercieel, maar voor zowel Nederlandse als internationale begrippen een hele fijne plaat.
De Dijk – Scherp De Zeis
Opgericht in 1981 is De Dijk een oude rot in het Nederlandstalige vak. Na een samenwerking met Solomon Burke (een project dat de band door Burke’s plotselinge overlijden niet in de koude kleren is gaan zitten) is het nu tijd voor het negentiende studioalbum. Op Scherp De Zeis, een cultureel statement dat volgens frontman Huub van der Lubbe verwijst naar de steeds harde wordende samenleving, klinkt de band volgens het persbericht ‘op haar best’ en ‘soulvoller en intenser dan ooit’. Hoewel de spijker hier en daar inderdaad treffend op zijn kop wordt geslagen door de interessante paradoxen en beeldspraken die het melancholische aan dit album nog wat extra kracht mee geven, overtuigt de plaat niet overal. De alom verafgode Van der Lubbe draagt de chansons met karakter, maar de teksten verdienen over het algemeen geen diepzinnigheidsprijs en de instrumentalen zijn slechts in enkele nummers van een kwaliteit die van De Dijk verwacht mag worden. Vernieuwend is de plaat niet, maar De Dijk blijft daarmee wel trouw aan zijn roots. Wie van een band van formaat ook een album van formaat verwachtte, wordt licht teleurgesteld, maar de fans zullen er niet minder hard om meezingen.
Spinvis – tot ziens, Justine Keller
Wie denkt dat poëzie en muziek twee onverenigbare takken van kunst zijn, moet na het beluisteren van deze plaat zijn ongelijk toegeven. Hoewel Spinvis nauwelijks daadwerkelijk rijmt, legt hij wel een treffend woordgebruik aan de dag dat dit album tot de verbeelding doet spreken. Op klein gehouden muziek met subtiele elektronische elementen is de ene zinsnede oppervlakkig, herkenbaar en gedetailleerd specifiek, terwijl de volgende zinsnede door vileine beeldspraak toch weer diepgaand en universeel is. De soms ietwat dubbelzinnige, van intelligentie getuigende passages gaan met name opvallen na meerdere luisterbeurten. Hoewel de verhalende praatzang van Erik de Jong lang niet briljant is, past die prima bij het genre: schijnbaar ongecompliceerd, maar wel degelijk vrij moeilijk om overtuigend uit te voeren. Spinvis kleurt op deze plaat voortdurend netjes binnen de lijnen en een volgend album zou nog interessanter zijn als er vocaal of muzikaal eens grenzen worden overschreden; iets meer kracht of bombast is namelijk wel welkom. Voor liefhebbers een vermakelijke plaat.
The Devil’s Blood – The Thousandfold Epicentre
Voor liefhebbers van het occulte is er eigenlijk maar één medium dat de emoties echt kan dragen en uitdrukken: de muziek. Het fijne aan The Devil's Blood is dat er in hun weliswaar zeker niet licht verteerbare nummers nog wel echt gezóngen wordt en het grote geluid dat daardoor wordt gecreëerd doet makkelijk vergeten dat we hier met een Nederlandse formatie te maken hebben. Een verrassing of enorme verbetering is het album vergeleken met hun eerdere werk niet, maar aangezien dat in dit geval betekent dat het de band wederom is gelukt om een authentiek vet, maar vooral tijdloos album af te leveren dat alleen een tikje melancholischer is dan zijn voorganger, is dat helemaal niet zo erg. Hoewel de stem van The Mouth of Satan vrijwel alle toonhoogtes makkelijk aankan, kennen we aan het einde van de plaat alle kunstjes wel en begint haar jankende stemgeluid op zijn minst te vervelen. De gierende gitaren en de (helaas net iets te) zorgvuldig gedoseerde strijkers vervelen daarentegen allerminst. Een redelijk toegankelijk visitekaartje voor het genre, ondertekend met bloed, dat wel.
The Hype – Have You Heard The Hype?
De Haarlemse band The Hype doet wat te weinig zichzelf respecterende bands en artiesten vandaag de dag doen: ze zijn eerlijk over het feit dat ze van muziek houden en dat uiten door schaamteloos luchtige pop te maken die vooral goed mee te zingen moet zijn. De popmuziek hoeft helemaal niet als mainstream te worden afgedaan, maar is een genre dat net zo moeilijk is te beoefenen als alle andere en net zo goed kan raken. Op de manier waarop de heren van The Hype het doen is het echter allemaal niet zo moeilijk: de liedjes zijn inderdaad tot meezingen uitnodigend, maar de vrolijke, steeds op dezelfde manier opgebouwde niemendalletjes missen diepgang en eigenheid. Het is daarentegen respectabel dat vrijwel alle nummers enorm catchy zijn, maar zo veel refrein is wel de weg van de minste weerstand. De voor jongvolwassenen herkenbare teksten worden goed gezongen door Yorick van Norden, jammer is wel het enorme gebrek aan ballads op de plaat; de twee die erop staan maken duidelijk hoe goed ze daarin uit de verf komen. The Hype moet nog groeien en een eigen geluid ontwikkelen, maar uit dit alleraardigste debuut wordt één ding duidelijk: de potentie is er.
Over Musicmaker
Musicmaker is al meer dan dertig jaar hét allround vakblad voor muzikanten, bands en aanverwanten. Voor een blad over zoiets dynamisch als popmuziek is dat behoorlijk bijzonder. En Musicmaker ís behoorlijk bijzonder.
Wij richten ons niet op één instrument of muziekstijl want wij denken dat jij als muzikant graag verder kijkt dan je neus lang is. Dus lees je over je eigen instrument, maar ook over andere, volg je wat je favoriete bands doen, maar wil je ook weten hoe mindere artiesten het aanpakken. En ben je benieuwd naar de zakelijke kant van popmuziek, achtergrondverhalen en ongezouten meningen. Want laten we eerlijk wezen: uiteindelijk worden we allemaal gedreven door dezelfde passie voor muziek.
Labels:
De Dijk,
Musicmaker,
Muziek,
muzikanten,
muzikantenvakblad,
Nobody Beats The Drum,
recensent,
Recensie,
schijf van vijf,
Spinvis,
Studenten.net,
The Devil's Blood,
The Hype
vrijdag 4 november 2011
Recensie: Kelly Clarkson - Stronger
In 2002 wint Kelly Clarkson de allereerste editie van American Idol en bijna tien jaar later is het tijd voor haar vijfde studioalbum 'Stronger'. Laat Clarkson de huidige generatie talentenjachtdeelnemers horen hoe het moet of heeft ze zelf ook nog wat te leren?
Kelly Clarkson behoort tot het handjevol aan talentenjachtsgeluksbeproevers die een duurzame, internationale carrière aan hun deelname hebben te danken. Hoewel de albums van Clarkson door de jaren heen minder zijn gaan verkopen, wordt ze door talentenjachtgoeroe Simon Cowell in 2009 de beste winnaar van American Idol tot dan toe genoemd. Met twee Grammy Awards op zak en meer dan twaalf miljoen verkochte albums vindt Kelly het tijd om van haar label het vertrouwen te krijgen zelf te bepalen welke richting ze met haar muziek op gaat. Dat Kelly helemaal niet zo goed weet waar haar kwaliteiten liggen, blijkt bij het luisteren echter al snel.
De gehele recensie is gepubliceerd op Studenten.net http://tinyurl.com/6x8tyd6
Kelly Clarkson behoort tot het handjevol aan talentenjachtsgeluksbeproevers die een duurzame, internationale carrière aan hun deelname hebben te danken. Hoewel de albums van Clarkson door de jaren heen minder zijn gaan verkopen, wordt ze door talentenjachtgoeroe Simon Cowell in 2009 de beste winnaar van American Idol tot dan toe genoemd. Met twee Grammy Awards op zak en meer dan twaalf miljoen verkochte albums vindt Kelly het tijd om van haar label het vertrouwen te krijgen zelf te bepalen welke richting ze met haar muziek op gaat. Dat Kelly helemaal niet zo goed weet waar haar kwaliteiten liggen, blijkt bij het luisteren echter al snel.
De gehele recensie is gepubliceerd op Studenten.net http://tinyurl.com/6x8tyd6
Moeilijkewoordjes.nl: Bepotelen
In Law and Order: Special Victims Unit wordt de zus van een verdachte gevraagd naar meer informatie over haar broer. Zij, een mimespeelster, zegt hierop dat ze geen idee heeft welke vrouw hij nu weer aan het ‘bepotelen’ is. Welke vrouw hij aan het wát is? De uitleg die zegt dat hij die vrouw aan het beduimelen of bevingeren is, schept ook al geen duidelijkheid. Wat betekenen deze woorden?
Het volledige blog is gepubliceerd op Moeilijkewoordjes.nl en kan hier worden gelezen: http://tinyurl.com/3zlbcge
Het volledige blog is gepubliceerd op Moeilijkewoordjes.nl en kan hier worden gelezen: http://tinyurl.com/3zlbcge
maandag 31 oktober 2011
De Crisis: De Affaire Stapel
Verzonnen onderzoeksresultaten duperen niet alleen ontslagen hoogleraar
Artikel gepubliceerd in de vijfentwintigjarige jubileumeditie van 'Medium' Magazine, november 2011. Download dit artikel hier in PDF.
De rubriek ‘De Crisis’ gaat over bedrijven en/of overheden die zich door slechte communicatie of zelfs helemaal geen communicatie in de problemen brengen. Dit resulteert vaak in ontevreden consumenten, werknemers of andere belanghebbenden.
Eind augustus 2011 is prof. dr. Diederik Stapel vijf jaar verbonden aan de Universiteit van Tilburg als hoogleraar cognitieve sociale psychologie en op dat moment staat hij bekend als gezaghebbende in binnen- en buitenland. In dezelfde periode haalt een spraakmakend onderzoek van Stapel en zijn collega´s verschillende media: het eten van vlees zou mensen egoïstischer en minder sociaal maken. Televisiepresentator Menno Bentveld besteedt in De Gids (VARA) aandacht aan het onderzoek en verklaart achteraf tegenover de Volkskrant dat hij het onderzoek ‘opvallend’ en ‘vreemd’ vindt, maar dat er in de gedragswetenschap wel vaker onverwachte resultaten worden gevonden. “Als een hoogleraar er heel stellig in is dat het onderzoek methodologisch goed in elkaar zit, ga ik daar maar op af.” Op 7 september 2011 blijkt het vertrouwen in Diederik Stapel desalniettemin ongegrond: hij geeft toe fraude te hebben gepleegd.
Zodra de Universiteit van Tilburg hier lucht van krijgt, wordt professor Stapel op non-actief gesteld. Direct nadat de verdenkingen van collega´s de rector magnificus (directeur, red.) Philip Eijlander hebben bereikt, stelt een speciale commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een onderzoek in om na te gaan in welke publicaties van Stapel gefingeerde data zijn gebruikt. Elsevier meldt op 7 september dat Eijlander enkele dagen eerder al heeft aangegeven dat hoogleraar Stapel definitief niet zal terugkeren naar de universiteit. Ook een vertrekregeling gaat aan de neus van Stapel voorbij. Eijlander benadrukt wel dat hij zich er terdege van bewust is dat de universiteit schade kan oplopen als de aantijgingen ongegrond zullen blijken. Wanneer het verhaal de media haalt, blijkt dat de fraude niet alleen voor Diederik Stapel zelf verregaande gevolgen heeft. Ook de wetenschap en Nederlandse journalisten moeten het in de media ontgelden. Medium sprak met twee deskundigen die hun licht laten schijnen op de vraag welke gevolgen merkbaar zullen zijn en vooral voor wie.
Iris Dijkstra is wetenschapsjournaliste, gepromoveerd psychologe en docente Wetenschapsjournalistiek aan de Vrije Universiteit.
Wim Elving is hoogleraar Corporate Communicatie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdredacteur van het internationale journal Corporate Communications.
De naam die bij deze crisis aanvankelijk het meest wordt genoemd is die van Diederik Stapel. Kan hij zijn wetenschappelijke carrière vaarwel zeggen?
ID: “Ik denk dat zijn carrière wel over is. Daar kan hij niks meer aan doen. Het verzinnen van onderzoeksgegevens is een doodzonde. Hij is daardoor niet geloofwaardig meer en universiteiten zullen hem ook niet meer willen aannemen. Hoewel de omvang van het schandaal nog duidelijk moet worden, heeft hij bekend dat hij fraude heeft gepleegd. Dan vind ik het terecht dat zijn carrière voorbij is; fraude is nooit goed te praten.”
WE: “Als de commissie tot de conclusie komt dat Stapel onderzoeksgegevens heeft verzonnen, is ontslag terecht en zou hij niet meer in de wetenschap mogen werken. Ethisch handelen is in vele beroepen belangrijk, maar zeker binnen de academische wereld. Met onderzoek proberen we een stukje van de wereld te verklaren en deze kleine stukjes zorgen er gezamenlijk voor dat we iets meer begrijpen van, in dit geval, menselijk gedrag. Daarbij gaan we er van uit dat de kleine stukjes op gedegen onderzoek berusten. Willens en wetens deze ethische regels overtreden staat gelijk aan ‘einde carrière’. Ik heb het vermoeden dat dit niet een eenmalig optreden van Stapel is geweest. Ik vind het vreemd dat een briljante hoogleraar dit nodig denkt te hebben. Hier moet sprake zijn van een pathologisch patroon dat al veel langer duurt. Dan moeten vele Nederlandse wetenschappers die co-auteur zijn geweest van Stapel, zich gaan afvragen of de onderzoeken wel deugden.”
Rondom de publicatie van het ‘vleesonderzoek’ is het mede-onderzoeker Roos Vonk die de integriteit van het onderzoek vurig verdedigt. Zij en de andere mede-onderzoeker waren zich van geen kwaad bewust. Hebben de collega´s van Stapel iets te vrezen?
WE: “Vonk begaat de fout in de pers te hard van alles te roepen. Ze had het vleesonderzoek eigenlijk niet via een persbericht moeten communiceren. Ze was heel fel in haar reacties op mensen die kritiek hadden op de methode en de analyses. Dat ze vervolgens twee weken later moet toegeven dat ‘haar goede vriend’ Diederik de gegevens uit zijn duim heeft gezogen, is heel vervelend voor haar, maar dat heeft ze ook over zichzelf afgeroepen. Met haar mediaoptredens gooit ze haar eigen ruiten in. Ze is zo sterk overtuigd van haar eigen gelijk wat betreft vlees eten, dat ze de resultaten helemaal naar haar eigen standpunt vertaalt. Ik ken Roos Vonk persoonlijk en wil haar adviseren in de toekomst alleen onderzoek te doen waar ze zelf niet zo bij is betrokken. Haar betrokkenheid als oud-voorzitter van Wakker Dier gaat tegenwerken. Ze heeft niet de onafhankelijke positie die wetenschappers horen te hebben. Zo zien we maar weer dat Communicatie ook een echt vak is. Crisiscommunicatie en hoe je moet optreden in de media zijn expertises die Vonk zich nog eigen moet maken.”
ID: “De vraag is hoe waardevrij het onderzoek van Vonk eigenlijk is. Zet ze niet slechts dingen op de agenda? Er is in dat kader waarschijnlijk sprake van belangenverstrengeling. Als je bij onderzoeken spreekt in termen van teleurstellingen, ben je niet goed bezig en kun je beter ander onderzoek gaan doen. Dan heb je niet de neiging iets weg te moffelen als het in strijd is met je eigen overtuigingen. Daarbij hoeft trouwens geen opzet in het spel te zijn bij Vonk. Er kan langzaam een bepaalde blindheid bij haar zijn ontstaan, een tunnelvisie die maakt dat ze haar eigen emotionele betrokkenheid niet meer opmerkt. Er is nu ook een onderzoek naar Vonk gaande. Het gaat niet alleen om de fraude; ook bij het naar buiten brengen van het onderzoek zijn joekels van fouten gemaakt. Normaal gesproken wordt zo´n persbericht naar buiten gebracht nadat een artikel is gepubliceerd, nu gebeurde het zonder dat er iets op papier stond. Vonk wordt met name afgestraft voor de arrogantie waarmee ze degenen benaderde die het durfden om kritische vragen te stellen. Ik moet echter wel opmerken dat wanneer iemand met gefingeerde data komt en dat doet op een sluwe manier, het niet altijd mogelijk is dat te doorgronden. Maar het is een harde les. Wetenschappers vragen zich nu af in welke publicaties zij eigenlijk als co-auteur genoemd worden. De oplossing is om in elke publicatie duidelijk aan te geven wie waarvoor verantwoordelijk is. Dan maak je een einde aan de grote verleiding om genoemd te worden, aan het meeliften op publicaties van een ander. Dat nu vaak niet duidelijk is wie voor welk onderdeel verantwoordelijk is, vertroebelt de openheid.”
Wetenschapsjournalist Arno van ’t Hoog stelt op 14 september op weblog De Nieuwe Reporter dat ‘de wetenschap’ door de affaire ‘meer argwaan verdient’ en dat ‘niet alles wat hoogleraren beweren wetenschap is’. Wat betekent de fopwetenschap van Stapel voor diegenen die nu onderzoek doen en willen publiceren?
WE: “Binnen Nederland zal de publieke opinie vraagtekens zetten bij de presentatie van een onderzoek. Als wetenschapper kun je alleen maar doorgaan, maar je moet je er van bewust zijn dat de buitenwereld argwanender is geworden.”
ID: “Er is natuurlijk een enorme discussie op gang gekomen. Misschien is de wetenschap wel het laatste bolwerk dat geslecht moet worden. In elke bedrijfstak vind je rotte appels met lak aan ethische waarden. Wetenschappers zijn geen heiligen. Velen doen het goed, maar de wetenschap is een bedrijf waar ook fouten worden gemaakt. Ik vind het goed dat er nu wordt gekeken naar de vraag wat er fout kan gaan op allerlei niveaus en in allerlei stadia van het onderzoek. Heel goed dat die discussie losbarst, ook al zorgt die op dit moment wel voor een lager aanzien van de wetenschap. Misschien is dat echter iets tijdelijks. Één fout mag er niet voor zorgen dat het hele vertrouwen weg is. Ik ben ervan overtuigd dat deze affaire de wetenschap uiteindelijk ten goede komt, als er échte maatregelen worden getroffen, zoals meer peer reviews (controle door collega´s, red.). Er is misschien even een dip in het vertrouwen, maar als de wetenschap leert van deze zaak, gaat die er uiteindelijk op vooruit.”
Bij het ontslaan van Stapel is directeur Philip Eijlander zich ervan bewust dat de universiteit schade kan oplopen. Welke schade kan de Universiteit van Tilburg oplopen (of heeft die al opgelopen) en wat kan ze daaraan doen?
ID: “Dat is imagoschade. Ik merk nu al op Twitter dat mensen lacherig doen over psychologen en al helemaal over sociaal-psychologen en de Universiteiten van Tilburg en Nijmegen (waar Roos Vonk hoogleraar is, red.). Ik vind het echter heel goed dat de Universiteit van Tilburg niet over één nacht ijs is gegaan; er zijn eerst drie diepgaande gesprekken gevoerd. Ze hebben juist gehandeld en Stapel vecht zijn ontslag niet aan. Ik acht de kans klein dat de universiteit hier dus echt een misser heeft begaan; ontslag is de enige juiste straf.”
WE: “De Universiteit Tilburg heeft het enige juiste gedaan. Ik denk dat de universiteit al schade heeft opgelopen, want er zijn promovendi die op de gefingeerde data van Stapel een promotieonderzoek afronden. Maar er zit bij velen wel enige naïviteit. Het is toch niet normaal dat de professor data gaat verzamelen voor de promovendus? Verder denk ik dat met name de sociale psychologie in Nederland schade zal ondervinden: Stapel was hun boegbeeld. Omdat Stapel zo veel heeft gepubliceerd met vele collega’s, zal de verdenking op het gros van deze publicaties rusten. Het gaat jaren duren voordat men hierover heen is.”
De media zijn ‘erin getrapt’, blogt Jacco Hupkens op 14 september op nrcnext.nl. Wetenschapsjournalist Arno van ’t Hoog stelt op dezelfde dag op De Nieuwe Reporter dat ‘media hun professionele verantwoordelijkheid laten liggen’. Verschillende media hebben het vleesonderzoek gebracht als nieuws, zonder zeker te weten of het wel deugdelijk was. Welke gevolgen heeft deze crisis voor de (betrokken) media?
ID: “Die mogen het zich ook erg aantrekken. Veel media hebben het persbericht over het onderzoek klakkeloos overgenomen zonder vragen te stellen. Daarom treft de persafdeling ook blaam, die heeft het persbericht naar buiten gebracht zonder dat er een deugdelijk artikel is dat het onderbouwt. Journalisten kunnen wel een opfriscursus gebruiken om te leren hoe ze moeten omgaan met dubieuze persberichten. Meer argwaan is zeker op zijn plaats. Als de huidige generatie journalisten daarnaast goed werk wil gaan of blijven leveren, moet die meer kennis vergaren over methoden en statistiek. De doorsnee journalist is zich daar totaal niet van bewust. Ze moeten leren hoe ze de claims van de wetenschap moeten doorgronden. Ze vertrouwen nu nog te vaak op de blauwe ogen van de onderzoeker of universiteit. Ik zou een kritische houding zeer toejuichen. Ik wil benadrukken dat het niet alleen journalisten aan te rekenen is. Die werken onder enorme tijdsdruk, waardoor ze minder tijd hebben om dingen grondig na te gaan. Het is dus ook een geldkwestie, een kwestie van hoeveel mensen er aan één onderwerp kunnen werken. Journalisten moeten zich dat ook realiseren. Als ze steeds onvoldoende tijd krijgen om iets tot op de bodem uit te zoeken, moeten ze hun morele waarden in acht nemen en iets anders gaan doen.”
WE: “Bekend is dat journalisten niet veel van onderzoek weten en vaak klakkeloos iets overnemen. Als journalisten meer verstand van onderzoek zouden hebben, zou nog niet de helft de krant halen. Journalisten moeten kritischer worden op wat ze plaatsen. Begin met het bepalen wat de onderzoeksvraag en -methode waren, is het logisch om bijvoorbeeld op een groep van honderd respondenten sterke uitspraken te doen? Journalisten hadden kritischere vragen moeten stellen bij de methode van het vleesonderzoek. Als ze daarnaast even op Google hadden gezocht, wisten ze dat Vonk oud- voorzitter is van Wakker Dier; over onafhankelijk onderzoek gesproken.”
Diederik Stapel verzon onderzoeksresultaten. Roos Vonk en collega vertrouwden blindelings op Stapel en verdedigden hem aanvankelijk in de media. Die media brachten het onderzoek argeloos in het nieuws. De Universiteit van Tilburg vreest de gevolgen van de affaire. Welke partij moet de meeste lering trekken uit deze zaak en wat moet die leren?
WE: “Ik ben bang dat het voor Stapel te laat is. Vonk is vreselijk naïef geweest, zowel door dit onderzoek voor waar aan te nemen als door haar eigen positie te ondermijnen met haar mediaoptredens. Ik denk dat de wetenschap zelf het meeste lering kan trekken uit deze affaire. Individuele wetenschappers doen hun eigen onderzoek en publiceren dat terwijl niemand de ruwe data kent. Ik denk dat we binnen universiteiten meer moeten letten op wat we doen. Het halen van toppublicaties is zo belangrijk geworden voor de individuele loopbanen van wetenschappers dat de kans op fraude alleen maar toeneemt. De universiteiten willen dat al hun wetenschappers in de toptijdschriften publiceren, die druk is enorm. Dat kan wel eens ten koste gaan van het zorgvuldige karakter dat de wetenschap eigen is. Universiteiten, afdelingen en vakgroepen zullen meer checks moeten invoeren om zeker te weten dat die toppublicaties berusten op echt, academisch onderzoek en niet op gefingeerde data.”
ID: “Wetenschappers moeten kritisch naar zichzelf kijken, zich afvragen of zij verblind zijn door hun eigen belangen. Ook de media moeten het zich aantrekken. Deze zaak was nooit zo groot geworden als het persbericht niet was opgepikt. Ook de communicatieafdeling van de Universiteit van Nijmegen treft dus blaam. Iedereen wil scoren, op alle niveaus. Onderzoekers willen graag in de media komen zodat ze bijvoorbeeld subsidies krijgen voor toekomstig onderzoek. Ook de universiteit wil aanzien verkrijgen door het publiceren van een spraakmakend persbericht. Journalisten scoren graag met smeuïge nieuwtjes. We moeten van die scoringsdrift af. We moeten minder 'hyperig' zijn, minder belust op de waan van de dag. Dat komt het onderzoek en de journalistiek ten goede. Ik denk dat die scoringsdrift een algemene kwaal van de tijdsgeest is, waar we allemaal vanaf moeten. Ik hoop dat er echt iets gaat veranderen. Om me heen merk ik al dat sociaal-psychologen het zich erg aantrekken, die willen echt dingen veranderen. Het treft echter niet alleen hen. Die scoringsdrift hoort bij alle wetenschappen.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Artikel gepubliceerd in de vijfentwintigjarige jubileumeditie van 'Medium' Magazine, november 2011. Download dit artikel hier in PDF.
De rubriek ‘De Crisis’ gaat over bedrijven en/of overheden die zich door slechte communicatie of zelfs helemaal geen communicatie in de problemen brengen. Dit resulteert vaak in ontevreden consumenten, werknemers of andere belanghebbenden.
Eind augustus 2011 is prof. dr. Diederik Stapel vijf jaar verbonden aan de Universiteit van Tilburg als hoogleraar cognitieve sociale psychologie en op dat moment staat hij bekend als gezaghebbende in binnen- en buitenland. In dezelfde periode haalt een spraakmakend onderzoek van Stapel en zijn collega´s verschillende media: het eten van vlees zou mensen egoïstischer en minder sociaal maken. Televisiepresentator Menno Bentveld besteedt in De Gids (VARA) aandacht aan het onderzoek en verklaart achteraf tegenover de Volkskrant dat hij het onderzoek ‘opvallend’ en ‘vreemd’ vindt, maar dat er in de gedragswetenschap wel vaker onverwachte resultaten worden gevonden. “Als een hoogleraar er heel stellig in is dat het onderzoek methodologisch goed in elkaar zit, ga ik daar maar op af.” Op 7 september 2011 blijkt het vertrouwen in Diederik Stapel desalniettemin ongegrond: hij geeft toe fraude te hebben gepleegd.
Zodra de Universiteit van Tilburg hier lucht van krijgt, wordt professor Stapel op non-actief gesteld. Direct nadat de verdenkingen van collega´s de rector magnificus (directeur, red.) Philip Eijlander hebben bereikt, stelt een speciale commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een onderzoek in om na te gaan in welke publicaties van Stapel gefingeerde data zijn gebruikt. Elsevier meldt op 7 september dat Eijlander enkele dagen eerder al heeft aangegeven dat hoogleraar Stapel definitief niet zal terugkeren naar de universiteit. Ook een vertrekregeling gaat aan de neus van Stapel voorbij. Eijlander benadrukt wel dat hij zich er terdege van bewust is dat de universiteit schade kan oplopen als de aantijgingen ongegrond zullen blijken. Wanneer het verhaal de media haalt, blijkt dat de fraude niet alleen voor Diederik Stapel zelf verregaande gevolgen heeft. Ook de wetenschap en Nederlandse journalisten moeten het in de media ontgelden. Medium sprak met twee deskundigen die hun licht laten schijnen op de vraag welke gevolgen merkbaar zullen zijn en vooral voor wie.
Iris Dijkstra is wetenschapsjournaliste, gepromoveerd psychologe en docente Wetenschapsjournalistiek aan de Vrije Universiteit.
Wim Elving is hoogleraar Corporate Communicatie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdredacteur van het internationale journal Corporate Communications.
De naam die bij deze crisis aanvankelijk het meest wordt genoemd is die van Diederik Stapel. Kan hij zijn wetenschappelijke carrière vaarwel zeggen?
ID: “Ik denk dat zijn carrière wel over is. Daar kan hij niks meer aan doen. Het verzinnen van onderzoeksgegevens is een doodzonde. Hij is daardoor niet geloofwaardig meer en universiteiten zullen hem ook niet meer willen aannemen. Hoewel de omvang van het schandaal nog duidelijk moet worden, heeft hij bekend dat hij fraude heeft gepleegd. Dan vind ik het terecht dat zijn carrière voorbij is; fraude is nooit goed te praten.”
WE: “Als de commissie tot de conclusie komt dat Stapel onderzoeksgegevens heeft verzonnen, is ontslag terecht en zou hij niet meer in de wetenschap mogen werken. Ethisch handelen is in vele beroepen belangrijk, maar zeker binnen de academische wereld. Met onderzoek proberen we een stukje van de wereld te verklaren en deze kleine stukjes zorgen er gezamenlijk voor dat we iets meer begrijpen van, in dit geval, menselijk gedrag. Daarbij gaan we er van uit dat de kleine stukjes op gedegen onderzoek berusten. Willens en wetens deze ethische regels overtreden staat gelijk aan ‘einde carrière’. Ik heb het vermoeden dat dit niet een eenmalig optreden van Stapel is geweest. Ik vind het vreemd dat een briljante hoogleraar dit nodig denkt te hebben. Hier moet sprake zijn van een pathologisch patroon dat al veel langer duurt. Dan moeten vele Nederlandse wetenschappers die co-auteur zijn geweest van Stapel, zich gaan afvragen of de onderzoeken wel deugden.”
Rondom de publicatie van het ‘vleesonderzoek’ is het mede-onderzoeker Roos Vonk die de integriteit van het onderzoek vurig verdedigt. Zij en de andere mede-onderzoeker waren zich van geen kwaad bewust. Hebben de collega´s van Stapel iets te vrezen?
WE: “Vonk begaat de fout in de pers te hard van alles te roepen. Ze had het vleesonderzoek eigenlijk niet via een persbericht moeten communiceren. Ze was heel fel in haar reacties op mensen die kritiek hadden op de methode en de analyses. Dat ze vervolgens twee weken later moet toegeven dat ‘haar goede vriend’ Diederik de gegevens uit zijn duim heeft gezogen, is heel vervelend voor haar, maar dat heeft ze ook over zichzelf afgeroepen. Met haar mediaoptredens gooit ze haar eigen ruiten in. Ze is zo sterk overtuigd van haar eigen gelijk wat betreft vlees eten, dat ze de resultaten helemaal naar haar eigen standpunt vertaalt. Ik ken Roos Vonk persoonlijk en wil haar adviseren in de toekomst alleen onderzoek te doen waar ze zelf niet zo bij is betrokken. Haar betrokkenheid als oud-voorzitter van Wakker Dier gaat tegenwerken. Ze heeft niet de onafhankelijke positie die wetenschappers horen te hebben. Zo zien we maar weer dat Communicatie ook een echt vak is. Crisiscommunicatie en hoe je moet optreden in de media zijn expertises die Vonk zich nog eigen moet maken.”
ID: “De vraag is hoe waardevrij het onderzoek van Vonk eigenlijk is. Zet ze niet slechts dingen op de agenda? Er is in dat kader waarschijnlijk sprake van belangenverstrengeling. Als je bij onderzoeken spreekt in termen van teleurstellingen, ben je niet goed bezig en kun je beter ander onderzoek gaan doen. Dan heb je niet de neiging iets weg te moffelen als het in strijd is met je eigen overtuigingen. Daarbij hoeft trouwens geen opzet in het spel te zijn bij Vonk. Er kan langzaam een bepaalde blindheid bij haar zijn ontstaan, een tunnelvisie die maakt dat ze haar eigen emotionele betrokkenheid niet meer opmerkt. Er is nu ook een onderzoek naar Vonk gaande. Het gaat niet alleen om de fraude; ook bij het naar buiten brengen van het onderzoek zijn joekels van fouten gemaakt. Normaal gesproken wordt zo´n persbericht naar buiten gebracht nadat een artikel is gepubliceerd, nu gebeurde het zonder dat er iets op papier stond. Vonk wordt met name afgestraft voor de arrogantie waarmee ze degenen benaderde die het durfden om kritische vragen te stellen. Ik moet echter wel opmerken dat wanneer iemand met gefingeerde data komt en dat doet op een sluwe manier, het niet altijd mogelijk is dat te doorgronden. Maar het is een harde les. Wetenschappers vragen zich nu af in welke publicaties zij eigenlijk als co-auteur genoemd worden. De oplossing is om in elke publicatie duidelijk aan te geven wie waarvoor verantwoordelijk is. Dan maak je een einde aan de grote verleiding om genoemd te worden, aan het meeliften op publicaties van een ander. Dat nu vaak niet duidelijk is wie voor welk onderdeel verantwoordelijk is, vertroebelt de openheid.”
Wetenschapsjournalist Arno van ’t Hoog stelt op 14 september op weblog De Nieuwe Reporter dat ‘de wetenschap’ door de affaire ‘meer argwaan verdient’ en dat ‘niet alles wat hoogleraren beweren wetenschap is’. Wat betekent de fopwetenschap van Stapel voor diegenen die nu onderzoek doen en willen publiceren?
WE: “Binnen Nederland zal de publieke opinie vraagtekens zetten bij de presentatie van een onderzoek. Als wetenschapper kun je alleen maar doorgaan, maar je moet je er van bewust zijn dat de buitenwereld argwanender is geworden.”
ID: “Er is natuurlijk een enorme discussie op gang gekomen. Misschien is de wetenschap wel het laatste bolwerk dat geslecht moet worden. In elke bedrijfstak vind je rotte appels met lak aan ethische waarden. Wetenschappers zijn geen heiligen. Velen doen het goed, maar de wetenschap is een bedrijf waar ook fouten worden gemaakt. Ik vind het goed dat er nu wordt gekeken naar de vraag wat er fout kan gaan op allerlei niveaus en in allerlei stadia van het onderzoek. Heel goed dat die discussie losbarst, ook al zorgt die op dit moment wel voor een lager aanzien van de wetenschap. Misschien is dat echter iets tijdelijks. Één fout mag er niet voor zorgen dat het hele vertrouwen weg is. Ik ben ervan overtuigd dat deze affaire de wetenschap uiteindelijk ten goede komt, als er échte maatregelen worden getroffen, zoals meer peer reviews (controle door collega´s, red.). Er is misschien even een dip in het vertrouwen, maar als de wetenschap leert van deze zaak, gaat die er uiteindelijk op vooruit.”
Bij het ontslaan van Stapel is directeur Philip Eijlander zich ervan bewust dat de universiteit schade kan oplopen. Welke schade kan de Universiteit van Tilburg oplopen (of heeft die al opgelopen) en wat kan ze daaraan doen?
ID: “Dat is imagoschade. Ik merk nu al op Twitter dat mensen lacherig doen over psychologen en al helemaal over sociaal-psychologen en de Universiteiten van Tilburg en Nijmegen (waar Roos Vonk hoogleraar is, red.). Ik vind het echter heel goed dat de Universiteit van Tilburg niet over één nacht ijs is gegaan; er zijn eerst drie diepgaande gesprekken gevoerd. Ze hebben juist gehandeld en Stapel vecht zijn ontslag niet aan. Ik acht de kans klein dat de universiteit hier dus echt een misser heeft begaan; ontslag is de enige juiste straf.”
WE: “De Universiteit Tilburg heeft het enige juiste gedaan. Ik denk dat de universiteit al schade heeft opgelopen, want er zijn promovendi die op de gefingeerde data van Stapel een promotieonderzoek afronden. Maar er zit bij velen wel enige naïviteit. Het is toch niet normaal dat de professor data gaat verzamelen voor de promovendus? Verder denk ik dat met name de sociale psychologie in Nederland schade zal ondervinden: Stapel was hun boegbeeld. Omdat Stapel zo veel heeft gepubliceerd met vele collega’s, zal de verdenking op het gros van deze publicaties rusten. Het gaat jaren duren voordat men hierover heen is.”
De media zijn ‘erin getrapt’, blogt Jacco Hupkens op 14 september op nrcnext.nl. Wetenschapsjournalist Arno van ’t Hoog stelt op dezelfde dag op De Nieuwe Reporter dat ‘media hun professionele verantwoordelijkheid laten liggen’. Verschillende media hebben het vleesonderzoek gebracht als nieuws, zonder zeker te weten of het wel deugdelijk was. Welke gevolgen heeft deze crisis voor de (betrokken) media?
ID: “Die mogen het zich ook erg aantrekken. Veel media hebben het persbericht over het onderzoek klakkeloos overgenomen zonder vragen te stellen. Daarom treft de persafdeling ook blaam, die heeft het persbericht naar buiten gebracht zonder dat er een deugdelijk artikel is dat het onderbouwt. Journalisten kunnen wel een opfriscursus gebruiken om te leren hoe ze moeten omgaan met dubieuze persberichten. Meer argwaan is zeker op zijn plaats. Als de huidige generatie journalisten daarnaast goed werk wil gaan of blijven leveren, moet die meer kennis vergaren over methoden en statistiek. De doorsnee journalist is zich daar totaal niet van bewust. Ze moeten leren hoe ze de claims van de wetenschap moeten doorgronden. Ze vertrouwen nu nog te vaak op de blauwe ogen van de onderzoeker of universiteit. Ik zou een kritische houding zeer toejuichen. Ik wil benadrukken dat het niet alleen journalisten aan te rekenen is. Die werken onder enorme tijdsdruk, waardoor ze minder tijd hebben om dingen grondig na te gaan. Het is dus ook een geldkwestie, een kwestie van hoeveel mensen er aan één onderwerp kunnen werken. Journalisten moeten zich dat ook realiseren. Als ze steeds onvoldoende tijd krijgen om iets tot op de bodem uit te zoeken, moeten ze hun morele waarden in acht nemen en iets anders gaan doen.”
WE: “Bekend is dat journalisten niet veel van onderzoek weten en vaak klakkeloos iets overnemen. Als journalisten meer verstand van onderzoek zouden hebben, zou nog niet de helft de krant halen. Journalisten moeten kritischer worden op wat ze plaatsen. Begin met het bepalen wat de onderzoeksvraag en -methode waren, is het logisch om bijvoorbeeld op een groep van honderd respondenten sterke uitspraken te doen? Journalisten hadden kritischere vragen moeten stellen bij de methode van het vleesonderzoek. Als ze daarnaast even op Google hadden gezocht, wisten ze dat Vonk oud- voorzitter is van Wakker Dier; over onafhankelijk onderzoek gesproken.”
Diederik Stapel verzon onderzoeksresultaten. Roos Vonk en collega vertrouwden blindelings op Stapel en verdedigden hem aanvankelijk in de media. Die media brachten het onderzoek argeloos in het nieuws. De Universiteit van Tilburg vreest de gevolgen van de affaire. Welke partij moet de meeste lering trekken uit deze zaak en wat moet die leren?
WE: “Ik ben bang dat het voor Stapel te laat is. Vonk is vreselijk naïef geweest, zowel door dit onderzoek voor waar aan te nemen als door haar eigen positie te ondermijnen met haar mediaoptredens. Ik denk dat de wetenschap zelf het meeste lering kan trekken uit deze affaire. Individuele wetenschappers doen hun eigen onderzoek en publiceren dat terwijl niemand de ruwe data kent. Ik denk dat we binnen universiteiten meer moeten letten op wat we doen. Het halen van toppublicaties is zo belangrijk geworden voor de individuele loopbanen van wetenschappers dat de kans op fraude alleen maar toeneemt. De universiteiten willen dat al hun wetenschappers in de toptijdschriften publiceren, die druk is enorm. Dat kan wel eens ten koste gaan van het zorgvuldige karakter dat de wetenschap eigen is. Universiteiten, afdelingen en vakgroepen zullen meer checks moeten invoeren om zeker te weten dat die toppublicaties berusten op echt, academisch onderzoek en niet op gefingeerde data.”
ID: “Wetenschappers moeten kritisch naar zichzelf kijken, zich afvragen of zij verblind zijn door hun eigen belangen. Ook de media moeten het zich aantrekken. Deze zaak was nooit zo groot geworden als het persbericht niet was opgepikt. Ook de communicatieafdeling van de Universiteit van Nijmegen treft dus blaam. Iedereen wil scoren, op alle niveaus. Onderzoekers willen graag in de media komen zodat ze bijvoorbeeld subsidies krijgen voor toekomstig onderzoek. Ook de universiteit wil aanzien verkrijgen door het publiceren van een spraakmakend persbericht. Journalisten scoren graag met smeuïge nieuwtjes. We moeten van die scoringsdrift af. We moeten minder 'hyperig' zijn, minder belust op de waan van de dag. Dat komt het onderzoek en de journalistiek ten goede. Ik denk dat die scoringsdrift een algemene kwaal van de tijdsgeest is, waar we allemaal vanaf moeten. Ik hoop dat er echt iets gaat veranderen. Om me heen merk ik al dat sociaal-psychologen het zich erg aantrekken, die willen echt dingen veranderen. Het treft echter niet alleen hen. Die scoringsdrift hoort bij alle wetenschappen.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Labels:
communicatie,
Diederik Stapel,
fraude,
Iris Dijkstra,
journalistiek,
Medium Magazine,
Philip Eijlander,
Roos Vonk,
Stapel,
vleesonderzoek,
Vonk,
wetenschap,
Wim Elving
vrijdag 16 september 2011
Moeilijkewoordjes.nl: Exfoliëren
In reclames voor producten die dienen ter verzorging van het uiterlijk wordt altijd goed duidelijk gemaakt wat de voordelen zijn van het gebruik van de bewuste producten. Zo zijn we graag bereid om crème te gebruiken als die ervoor zorgt dat we ouder worden met zo min mogelijk rimpels. Anno 2011 zijn mannen zelfs niet te beroerd om ‘s ochtends een roller onder hun ogen door te halen om te voorkomen dat hun hangende oogleden verraden dat ze het de vorige avond laat hebben gemaakt. Garnier maakt het zichzelf in de televisiereclame voor een nieuw beautyproduct echter niet zo makkelijk. Een kernkwaliteit van het product is dat het exfolieert. Dat het wát?
Het gehele artikel staat nu op Moeilijkewoordjes.nl en kan hier worden gelezen: http://tinyurl.com/6fjll9w
Het gehele artikel staat nu op Moeilijkewoordjes.nl en kan hier worden gelezen: http://tinyurl.com/6fjll9w
donderdag 15 september 2011
Journalistiek en sociale media: vanzelfsprekend?
Over de onmisbaarheid van sociale media en de verantwoordelijkheid van journalistiekopleidingen
Gepubliceerd in 'Medium' Magazine, editie mei 2011.
Lees dit artikel hier in de complete online versie van 'Medium' Magazine, editie mei 2011.
Sociale media zijn inmiddels een vertrouwd middel om informele contacten te onderhouden. Voor journalisten zijn sociale media daarnaast nieuwe, maar potentieel belangrijke nieuwsbronnen. Welke mogelijkheden bestaan hier voor journalisten, wat is de verantwoordelijkheid van journalistiekopleidingen en vooral: wat moeten toekomstige journalisten over het dynamische vak weten?
De journalistiek heeft inmiddels de sociale media ontdekt. De vraag is echter welke rol sociale media vervullen in de toekomst van de journalistiek. Dr. Alexander Pleijter is onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen en is gespecialiseerd in journalistiek, nieuwe media en innovatie in journalistiek en is daarnaast hoofdredacteur van website De Nieuwe Reporter en het blog De toekomst van de journalistiek. Volgens Pleijter hebben sociale media verschillende functies. “Journalisten kunnen sociale media gebruiken als nieuwsbron, als bron voor informatie, om informatie te checken, om contacten te onderhouden en om hun contacten uit te breiden.” Gezien de uiteenlopende mogelijkheden mag verwacht worden dat journalisten nu al veel gebruik maken van sociale media. Pleijter: “Ik vrees dat er nog niet veel veranderd is. Veel journalisten doen er nog weinig mee, terwijl het eigenlijk een vanzelfsprekendheid is eraan mee te doen. Het gebruik van sociale media is vandaag de dag net zo essentieel als het gebruik van een telefoon. Het werk moet niet in het teken ervan gaan staan, maar als journalisten er geen gebruik van maken, is dat hopeloos ouderwets.” Roel van Leeuwen, verslaggever van het Noordhollands Dagblad en plaatsvervangend chef van de centrale verslaggeversploeg, herkent het door Pleijter geschetste beeld. “Ik zie pas sinds kort een cultuuromslag op onze redactie. Drie maanden geleden was slechts een enkeling actief op Twitter, tegenwoordig heeft de helft van de verslaggevers een Twitteraccount.”
Exclusiviteit
Ondanks de stijgende populariteit van sociale media, denkt journalistiek en nieuwe media-deskundige Pleijter niet dat ze onmisbaar zijn. “Alles is in principe mogelijk, maar het gaat erom dat journalisten die middelen gebruiken die handig zijn bij hun journalistieke werk.” Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen acht sociale media ook nog niet noodzakelijk. “Maar dat zal snel veranderen. Mediabedrijven betrekken sociale media in hun beleid om meer mensen te interesseren voor hun producten en journalisten zullen daarin - of ze het nu leuk vinden of niet - mee moeten gaan.” Door het gebruik van sociale media zal de journalistieke cultuur volgens Van Leeuwen niet veranderen. “In de kern doen we nog steeds hetzelfde. Maar we gebruiken, naast de oude methoden, nieuwe instrumenten om nieuws te vergaren en te presenteren.” Volgens Pleijter verschilt het sterk per journalist welk sociaal medium voor hem of haar het nuttigst is. “Ben je bijvoorbeeld internationaal journalist in Afrika, zal je aan Hyves weinig hebben. Het ligt eraan waar de voor jou relevante mensen zitten. Ben je lokaal verslaggever, is het essentieel dat mensen uit de stad je volgen en dat jij hen volgt. Zij voorzien je van relevante informatie en zo ben je ontzettend snel op de hoogte. Als je in zo´n geval geen gebruik maakt van sociale media, moet je afwachten op persberichten die een dag later komen en dat hoeft niet meer.” Verslaggever Van Leeuwen is vooral actief op Twitter. “Begin vorig jaar kwam ik er voor het eerst mee in aanraking. Ik zag het vooral als extra mogelijkheid om nieuws onder de aandacht te brengen van een breder publiek. Ik heb toen voor mijn collega's een Twitterpresentatie gehouden om ze kennis te laten maken met dit medium.” Over de voornaamste reden voor zijn Twittergebruik is Van Leeuwen duidelijk. “Het is van levensbelang om een goed netwerk op te bouwen en via Twitter kun je dat zowel opbouwen als onderhouden. Zeker voor dagbladjournalisten is de inzet van Twitter een goede mogelijkheid om als eerste nieuws te brengen en meteen je verhaal dat de volgende dag in de krant verschijnt, te promoten.”
Het valt Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen op dat zijn werkgever wezenlijk is veranderd. “Waar we voorheen echt een krantenbedrijf waren, zijn we nu meer een nieuwsorganisatie die verschillende media, zoals internet en sociale media, bedient.” Van Leeuwen acht het bestaan van huidige nieuwsorganisaties niet veilig. “Willen we overleven, moeten we echt met goede producten (zoals nieuwsapplicaties, red.) komen voor smartphones en tablets. Liefst producten waarvoor mensen bereid zijn te betalen en die recht doen aan de mogelijkheden van deze mediadragers.” De vraag is welke ontwikkelingen toekomstig journalisten in de gaten dienen te houden en over welke vaardigheden zij moeten beschikken. Journalistiekdeskundige Pleijter: “Maak dat je verschillende vaardigheden beheerst. Zorg dat je zowel goed kunt schrijven, als foto´s én video´s kunt maken. Die activiteiten dienen tot het standaardgereedschap van journalisten te behoren. Het is heel handig als deze verschillende dingen gedaan kunnen worden door één persoon.et H Ga ook op zoek naar de handige en makkelijke applicaties die er op internet beschikbaar zijn om bijvoorbeeld grafieken te maken ter verduidelijking bij journalistieke producties. Naar dat soort ontwikkelingen moet je nieuwsgierig zijn.” Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen is het hiermee eens. “Jonge journalisten zullen zich moeten ontwikkelen tot journalistieke duizendpoten.”
Daarnaast is het volgens Pleijter ontzettend belangrijk voor journalisten open te staan voor wat je publiek te zeggen heeft. “Journalisten in de dop moeten zich realiseren dat het publiek meer weet dan zij alleen. Het heeft geen nut defensief te zijn en je artikel tot aan publicatie strikt geheim te houden. Je moet er juist vanaf begin af aan mensen bij betrekken. Sta open voor reacties en vragen, dat is alleen maar nuttig voor een eventuele follow-up. Ik vind het onbegrijpelijk als journalisten weigeren de discussie aan te gaan met hun publiek. Daar wordt je als journalist niet slechter van, alleen maar beter.” Een andere tip die Pleijter heeft, is het beginnen van een blog. “Je wordt dan op regelmatige basis gedwongen te schrijven. Als je het niet doet, is dat een enorme misgelopen kans. Je kan op een blog oefenen met schrijven in verschillende genres, schrijfstijlen en je kunt je eigen specialisatie ontwikkelen. Hoewel er ook regelmatig generalisten gevraagd zullen worden, is specialisatie van wezenlijk belang. Volgens Pleijter vormt het bijhouden van een blog een belangrijk voordeel als studenten op zoek gaan naar werk. “Het bijhouden van een blog is als het ware het opbouwen van een eigen portfolio. Je kunt laten zien dat je ervaring hebt met schrijven en publiceren, je kunt routine opbouwen. Via je blog kun je jezelf ook profileren en pluggen, je kunt je werk verspreiden. Ook hierbij zijn sociale media essentieel.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Gepubliceerd in 'Medium' Magazine, editie mei 2011.
Lees dit artikel hier in de complete online versie van 'Medium' Magazine, editie mei 2011.
Sociale media zijn inmiddels een vertrouwd middel om informele contacten te onderhouden. Voor journalisten zijn sociale media daarnaast nieuwe, maar potentieel belangrijke nieuwsbronnen. Welke mogelijkheden bestaan hier voor journalisten, wat is de verantwoordelijkheid van journalistiekopleidingen en vooral: wat moeten toekomstige journalisten over het dynamische vak weten?
De journalistiek heeft inmiddels de sociale media ontdekt. De vraag is echter welke rol sociale media vervullen in de toekomst van de journalistiek. Dr. Alexander Pleijter is onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen en is gespecialiseerd in journalistiek, nieuwe media en innovatie in journalistiek en is daarnaast hoofdredacteur van website De Nieuwe Reporter en het blog De toekomst van de journalistiek. Volgens Pleijter hebben sociale media verschillende functies. “Journalisten kunnen sociale media gebruiken als nieuwsbron, als bron voor informatie, om informatie te checken, om contacten te onderhouden en om hun contacten uit te breiden.” Gezien de uiteenlopende mogelijkheden mag verwacht worden dat journalisten nu al veel gebruik maken van sociale media. Pleijter: “Ik vrees dat er nog niet veel veranderd is. Veel journalisten doen er nog weinig mee, terwijl het eigenlijk een vanzelfsprekendheid is eraan mee te doen. Het gebruik van sociale media is vandaag de dag net zo essentieel als het gebruik van een telefoon. Het werk moet niet in het teken ervan gaan staan, maar als journalisten er geen gebruik van maken, is dat hopeloos ouderwets.” Roel van Leeuwen, verslaggever van het Noordhollands Dagblad en plaatsvervangend chef van de centrale verslaggeversploeg, herkent het door Pleijter geschetste beeld. “Ik zie pas sinds kort een cultuuromslag op onze redactie. Drie maanden geleden was slechts een enkeling actief op Twitter, tegenwoordig heeft de helft van de verslaggevers een Twitteraccount.”
Exclusiviteit
Ondanks de stijgende populariteit van sociale media, denkt journalistiek en nieuwe media-deskundige Pleijter niet dat ze onmisbaar zijn. “Alles is in principe mogelijk, maar het gaat erom dat journalisten die middelen gebruiken die handig zijn bij hun journalistieke werk.” Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen acht sociale media ook nog niet noodzakelijk. “Maar dat zal snel veranderen. Mediabedrijven betrekken sociale media in hun beleid om meer mensen te interesseren voor hun producten en journalisten zullen daarin - of ze het nu leuk vinden of niet - mee moeten gaan.” Door het gebruik van sociale media zal de journalistieke cultuur volgens Van Leeuwen niet veranderen. “In de kern doen we nog steeds hetzelfde. Maar we gebruiken, naast de oude methoden, nieuwe instrumenten om nieuws te vergaren en te presenteren.” Volgens Pleijter verschilt het sterk per journalist welk sociaal medium voor hem of haar het nuttigst is. “Ben je bijvoorbeeld internationaal journalist in Afrika, zal je aan Hyves weinig hebben. Het ligt eraan waar de voor jou relevante mensen zitten. Ben je lokaal verslaggever, is het essentieel dat mensen uit de stad je volgen en dat jij hen volgt. Zij voorzien je van relevante informatie en zo ben je ontzettend snel op de hoogte. Als je in zo´n geval geen gebruik maakt van sociale media, moet je afwachten op persberichten die een dag later komen en dat hoeft niet meer.” Verslaggever Van Leeuwen is vooral actief op Twitter. “Begin vorig jaar kwam ik er voor het eerst mee in aanraking. Ik zag het vooral als extra mogelijkheid om nieuws onder de aandacht te brengen van een breder publiek. Ik heb toen voor mijn collega's een Twitterpresentatie gehouden om ze kennis te laten maken met dit medium.” Over de voornaamste reden voor zijn Twittergebruik is Van Leeuwen duidelijk. “Het is van levensbelang om een goed netwerk op te bouwen en via Twitter kun je dat zowel opbouwen als onderhouden. Zeker voor dagbladjournalisten is de inzet van Twitter een goede mogelijkheid om als eerste nieuws te brengen en meteen je verhaal dat de volgende dag in de krant verschijnt, te promoten.”
De vraag of face-to-face communicatie (met bijvoorbeeld nieuwsbronnen) in de toekomst vervangen zal kunnen worden door het sturen van berichten op sociale media, beantwoordt journalistiekdeskundige Pleijter terughoudend. “Voor een gedeelte zal dat wel zo zijn. Dat is na introductie van de telefoon ook in bepaalde mate gebeurd. Ik weet echter niet of sociale media dezelfde werking zullen hebben. Wil een journalist iemand portretteren, kan dat niet via Twitter of Facebook. Je hebt dan wel een gesprek met elkaar, maar door de kortheid van de berichtjes op een heel ander niveau.” Ook verslaggever Van Leeuwen denkt niet dat face-to-face communicatie vervangen zal worden, maar heeft hiervoor een heel andere reden. “Ik zie sociale media als toevoeging en niet als vervanging van bestaande nieuwsbronnen en contacten. Wel moet je beseffen dat als je via Twitter een tip oppakt, je waarschijnlijk niet de enige bent. In dat opzicht biedt face-to-face contact meer garanties op exclusiviteit.”
Eisen van de arbeidsmarkt
Journalistiekdeskundige Pleijter vindt het ontzettend belangrijk dat journalistiekopleidingen inspringen op de ontwikkelingen rondom sociale media en journalistiek. “Maar dat is voor scholen heel lastig. Zij leiden studenten namelijk op naar de eisen van de arbeidsmarkt. Het heeft totaal geen nut om als opleiding op de troepen vooruit te gaan lopen, maar het is natuurlijk erg belangrijk om de journalisten van de toekomst over sociale media te onderwijzen. Dat zorgt voor innovatie binnen redacties. Jonge journalisten kunnen gaan samenwerken met oudere journalisten en zo kunnen ze van elkaar leren en daar beide van profiteren.” Ook Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen onderstreept het belang van aandacht vanuit opleidingen, maar stelt dat die ‘zich er niet blind op moeten staren’. “Je kunt als student nog zo handig zijn op Twitter; als je niet in staat bent een goed verhaal te schrijven of feiten en meningen van elkaar te onderscheiden dan heb je in de journalistiek weinig te zoeken.” Ondanks het feit dat Pleijter overtuigd is van het belang van onderwijs over sociale media bij journalistiekopleidingen, wordt er volgens hem te weinig aandacht aan besteed. “De journalistiekopleidingen leiden vooral gericht op voor één medium. Het is echter belangrijk aandacht te hebben voor crossmediale journalistiek. Het resultaat is dat redacties vaak moeite hebben om internetvaardige studenten te vinden. Internetredacties worden gezien als een ondergeschoven kindje, zowel door de opleidingen als door de media zelf. Die laatste hebben de opvattingen dat ze ‘het er wel even bij doen’. Veel van het werk van de vaak kleine internetredacties bestaat uit het doorplaatsen van stukken die al in bijvoorbeeld een krant zijn verschenen.”
Journalistieke duizendpotenEisen van de arbeidsmarkt
Journalistiekdeskundige Pleijter vindt het ontzettend belangrijk dat journalistiekopleidingen inspringen op de ontwikkelingen rondom sociale media en journalistiek. “Maar dat is voor scholen heel lastig. Zij leiden studenten namelijk op naar de eisen van de arbeidsmarkt. Het heeft totaal geen nut om als opleiding op de troepen vooruit te gaan lopen, maar het is natuurlijk erg belangrijk om de journalisten van de toekomst over sociale media te onderwijzen. Dat zorgt voor innovatie binnen redacties. Jonge journalisten kunnen gaan samenwerken met oudere journalisten en zo kunnen ze van elkaar leren en daar beide van profiteren.” Ook Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen onderstreept het belang van aandacht vanuit opleidingen, maar stelt dat die ‘zich er niet blind op moeten staren’. “Je kunt als student nog zo handig zijn op Twitter; als je niet in staat bent een goed verhaal te schrijven of feiten en meningen van elkaar te onderscheiden dan heb je in de journalistiek weinig te zoeken.” Ondanks het feit dat Pleijter overtuigd is van het belang van onderwijs over sociale media bij journalistiekopleidingen, wordt er volgens hem te weinig aandacht aan besteed. “De journalistiekopleidingen leiden vooral gericht op voor één medium. Het is echter belangrijk aandacht te hebben voor crossmediale journalistiek. Het resultaat is dat redacties vaak moeite hebben om internetvaardige studenten te vinden. Internetredacties worden gezien als een ondergeschoven kindje, zowel door de opleidingen als door de media zelf. Die laatste hebben de opvattingen dat ze ‘het er wel even bij doen’. Veel van het werk van de vaak kleine internetredacties bestaat uit het doorplaatsen van stukken die al in bijvoorbeeld een krant zijn verschenen.”
Het valt Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen op dat zijn werkgever wezenlijk is veranderd. “Waar we voorheen echt een krantenbedrijf waren, zijn we nu meer een nieuwsorganisatie die verschillende media, zoals internet en sociale media, bedient.” Van Leeuwen acht het bestaan van huidige nieuwsorganisaties niet veilig. “Willen we overleven, moeten we echt met goede producten (zoals nieuwsapplicaties, red.) komen voor smartphones en tablets. Liefst producten waarvoor mensen bereid zijn te betalen en die recht doen aan de mogelijkheden van deze mediadragers.” De vraag is welke ontwikkelingen toekomstig journalisten in de gaten dienen te houden en over welke vaardigheden zij moeten beschikken. Journalistiekdeskundige Pleijter: “Maak dat je verschillende vaardigheden beheerst. Zorg dat je zowel goed kunt schrijven, als foto´s én video´s kunt maken. Die activiteiten dienen tot het standaardgereedschap van journalisten te behoren. Het is heel handig als deze verschillende dingen gedaan kunnen worden door één persoon.et H Ga ook op zoek naar de handige en makkelijke applicaties die er op internet beschikbaar zijn om bijvoorbeeld grafieken te maken ter verduidelijking bij journalistieke producties. Naar dat soort ontwikkelingen moet je nieuwsgierig zijn.” Noordhollands Dagbladverslaggever Van Leeuwen is het hiermee eens. “Jonge journalisten zullen zich moeten ontwikkelen tot journalistieke duizendpoten.”
Daarnaast is het volgens Pleijter ontzettend belangrijk voor journalisten open te staan voor wat je publiek te zeggen heeft. “Journalisten in de dop moeten zich realiseren dat het publiek meer weet dan zij alleen. Het heeft geen nut defensief te zijn en je artikel tot aan publicatie strikt geheim te houden. Je moet er juist vanaf begin af aan mensen bij betrekken. Sta open voor reacties en vragen, dat is alleen maar nuttig voor een eventuele follow-up. Ik vind het onbegrijpelijk als journalisten weigeren de discussie aan te gaan met hun publiek. Daar wordt je als journalist niet slechter van, alleen maar beter.” Een andere tip die Pleijter heeft, is het beginnen van een blog. “Je wordt dan op regelmatige basis gedwongen te schrijven. Als je het niet doet, is dat een enorme misgelopen kans. Je kan op een blog oefenen met schrijven in verschillende genres, schrijfstijlen en je kunt je eigen specialisatie ontwikkelen. Hoewel er ook regelmatig generalisten gevraagd zullen worden, is specialisatie van wezenlijk belang. Volgens Pleijter vormt het bijhouden van een blog een belangrijk voordeel als studenten op zoek gaan naar werk. “Het bijhouden van een blog is als het ware het opbouwen van een eigen portfolio. Je kunt laten zien dat je ervaring hebt met schrijven en publiceren, je kunt routine opbouwen. Via je blog kun je jezelf ook profileren en pluggen, je kunt je werk verspreiden. Ook hierbij zijn sociale media essentieel.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
dinsdag 23 augustus 2011
Interview: Danielle Barbe
"Ik heb geleerd om kansen voor mezelf te creëren"
De Amerikaanse singer-songwriter Danielle Barbe timmert al flink aan de weg in de Verenigde Staten en als het aan haar ligt, is Europa daarna aan de beurt. En het leuke is: ze wordt graag volger van je op Twitter. Een interview met het spontane talent.
Toen je jong was, heb je in kerkkoren en musicals gezongen, maar tegenwoordig maak je rockmuziek. Vanwaar deze flinke genreverandering?
"Ik ben opgegroeid met rock 'n roll muziek. Mijn vader draaide bijna non stop platen van onder andere The Rolling Stones en Black Crowes, dus ik denk dat ik van jongs af aan een liefde voor rock in me heb gehad. Dat gezegd hebbende; ik houd ontzettend van zingen en heb gezocht naar een muzikale uitlaatklep, welke dan ook. Uiteindelijk heb ik in enkele musicals gespeeld, wat leuk was. Ik hield van het theatrale daarvan, maar ik hield nog veel meer van de vrijheid bij een rockshow. Dan kon ik echt mezelf zijn en geen gespeeld karakter. Ik denk echter wel dat musicals me hebben helpen leren hoe je een geweldige, opwindende liveshow kunt creëren. Het is interessant hoe alles eigenlijk samenhangt."
Het volledige interview staat nu op Studenten.net: http://tinyurl.com/3khhna3
De Amerikaanse singer-songwriter Danielle Barbe timmert al flink aan de weg in de Verenigde Staten en als het aan haar ligt, is Europa daarna aan de beurt. En het leuke is: ze wordt graag volger van je op Twitter. Een interview met het spontane talent.
Toen je jong was, heb je in kerkkoren en musicals gezongen, maar tegenwoordig maak je rockmuziek. Vanwaar deze flinke genreverandering?
"Ik ben opgegroeid met rock 'n roll muziek. Mijn vader draaide bijna non stop platen van onder andere The Rolling Stones en Black Crowes, dus ik denk dat ik van jongs af aan een liefde voor rock in me heb gehad. Dat gezegd hebbende; ik houd ontzettend van zingen en heb gezocht naar een muzikale uitlaatklep, welke dan ook. Uiteindelijk heb ik in enkele musicals gespeeld, wat leuk was. Ik hield van het theatrale daarvan, maar ik hield nog veel meer van de vrijheid bij een rockshow. Dan kon ik echt mezelf zijn en geen gespeeld karakter. Ik denk echter wel dat musicals me hebben helpen leren hoe je een geweldige, opwindende liveshow kunt creëren. Het is interessant hoe alles eigenlijk samenhangt."
Het volledige interview staat nu op Studenten.net: http://tinyurl.com/3khhna3
Labels:
Barbe,
Danielle,
Danielle Barbe,
facebook,
interview,
Music,
rock,
singer,
social media,
songwriter,
Student,
twitter,
US
donderdag 28 juli 2011
Recensie: Colbie Caillat - 'All Of You'
De Californische Colbie Caillat toonde zich met haar debuutalbum 'Coco' in 2007 een ware tropische verrassing. Vier jaar na dato is het tijd voor haar derde studioalbum. Tropisch is ze nog steeds, maar hoe verrassend is haar nieuwe plaat?
De volledige recensie is gepubliceerd op Studenten.net: http://tinyurl.com/3hb4y7q
De volledige recensie is gepubliceerd op Studenten.net: http://tinyurl.com/3hb4y7q
woensdag 27 juli 2011
Moeilijkewoordjes.nl: 'Larmoyant'
In Nederland worden buitenlandse televisieprogramma´s niet nagesynchroniseerd omdat dat simpelweg te duur zou zijn voor slechts twee grote Nederlandstalige landen; in Nederland ondertitelen we. Wie denkt dat de ondertitelaars hetgeen er in (bijvoorbeeld) het Engels wordt gezegd zo eenvoudig mogelijk naar het Nederlands vertalen, heeft het mis. De vertaler die de ondertiteling heeft verzorgd voor een recente aflevering van de serie ‘NCIS: Los Angeles’ (Veronica), gebruikt het woord ’larmoyant’ als het gaat over een sterfgeval.
Mooie vertaling, maar wat betekent die?
Het gehele blog is gepubliceerd op Moeilijkewoordjes.nl en hier te lezen: http://tinyurl.com/3gg775f
Mooie vertaling, maar wat betekent die?
Het gehele blog is gepubliceerd op Moeilijkewoordjes.nl en hier te lezen: http://tinyurl.com/3gg775f
vrijdag 10 juni 2011
Recensie: Lady GaGa - 'Born This Way'
Alles wat Lady GaGa doet (of draagt) wordt nieuws, maar haar tweede album vormt waarschijnlijk de grootste muzikale hype van de afgelopen maanden. Het boegbeeld van de Amerikanisering van de popmuziek houdt die hype grotendeels zelf in stand en vergroot hiermee eigenhandig de druk op haar schouders. Weinig artiesten zullen zoveel ogen op zich gericht voelen als GaGa: weet zij het debuut dat haar binnen een jaar wereldfaam bracht te evenaren of misschien zelfs te overtreffen?
GaGa is leuk als ze een rol speelt, weet dit en doet dit dan ook vrijwel steeds. Een dergelijk verwijt mag haar dan boos maken: van de doodsimpele bewoordingen die ze gebruikt, zal alleen GaGa zelf de diepere betekenis kennen. Voor ieder ander klinken ze als de pogingen van een vrouw om via het trappen tegen heilige huisjes bekendheid voor de lange termijn te verwerven.
De volledige, uitgebreide recensie staat nu op Studenten.net: http://bit.ly/itcAeE
GaGa is leuk als ze een rol speelt, weet dit en doet dit dan ook vrijwel steeds. Een dergelijk verwijt mag haar dan boos maken: van de doodsimpele bewoordingen die ze gebruikt, zal alleen GaGa zelf de diepere betekenis kennen. Voor ieder ander klinken ze als de pogingen van een vrouw om via het trappen tegen heilige huisjes bekendheid voor de lange termijn te verwerven.
De volledige, uitgebreide recensie staat nu op Studenten.net: http://bit.ly/itcAeE
Labels:
Born,
Born this way,
fame,
Gaga,
Lady,
Lady GaGa,
monster,
Queen,
The Fame,
the fame monster,
This,
Way
zaterdag 21 mei 2011
Crisiscommunicatie op live radio en televisie
Een potentieel hoogtepunt van een journalistieke carrière
Gepubliceerd in 'Medium' Magazine, editie april 2011.
Lees dit artikel hier in de complete online versie van 'Medium' Magazine, editie april 2011.
Een crisissituatie zoals de brand in Moerdijk eerder dit jaar, is zowel een ramp als een bron van werk. Hulpdiensten zijn er voor de betrokkenen bij de crisis; nieuwslezers en verslaggevers dienen als informatiebron voor het gehele volk. Hoe gaan verslaggevers om met een crisissituatie en wat is hun verantwoordelijkheid?
Als de sirenes afgaan, zoals op 5 januari2011 in Moerdijk en omgeving, luidt als eerste het devies: zet radio en televisie aan. Alle informatie die de bevolking op dat moment over een eventuele ramp te weten komt, wordt vernomen via live verslag op radio of televisie. Crisissituaties staan niet alleen in het geheugen van betrokkenen gegrift, maar zijn ook mijlpalen in de carrières van nieuwslezers en nieuwsmanagers. Dit geldt ook voor Hannelore Zwitserlood, oud-student Communicatiewetenschap, in 2007 bij de RadioBitch Awards verkozen tot ‘Beste nieuwslezer van het jaar’ en nu onder andere nieuwslezeres bij Radio 538 en radiopresentatrice bij Radio M Utrecht. “De crisissituatie die mij het meest is bijgebleven, is de moord op Theo van Gogh. Ik werkte toen voor het RTL Nieuws en bracht nieuws op Yorin FM. Voordat ik ´s ochtends begon, hoorde ik al dat Van Gogh misschien gedood zou zijn. Toen realiseerde ik me al dat dat een flinke werkdag zou gaan worden. Het was zo´n bizarre dag om te werken. Er kwamen meteen veel ooggetuigenverslagen binnen, maar we hebben die niet meteen naar buiten gebracht. Je kunt namelijk niet checken of mensen er echt bij waren en het nieuws wordt er misschien te dramatisch door.” Zwitserlood vond deze crisissituatie moeilijk en emotioneel. “Belangrijk is dat je in zo´n geval namens RTL het nieuws leest, maar dat nieuws heb je zelf vergaard en je bepaalt zelf de toon en wat je benadrukt. Bij zulke situaties weet je dat mensen naar de inhoud luisteren. Dit was bovendien de eerste keer dat ik als nieuwslezer zelfstandig zulke belangrijke inhoudelijke keuzes moest maken op zo’n zware nieuwsdag. Tegelijkertijd ben je zelf ook aangedaan. Ik heb toen ´s avonds thuis wel een potje zitten janken.”
Draaiboeken
Ook Wim Kramer, nieuwsmanager bij RTV Utrecht, is een crisissituatie bijgebleven, echter om een geheel andere reden dan bij Zwitserlood. “Het ketelwagenincident in Amersfoort (in 2002, waarbij een lek was geconstateerd in een oliewagon met giftige stof, red.) is mij het meest bijgebleven, omdat het zoveel effect heeft gehad. Tijdens deze gebeurtenis riep de overheid namelijk van alles, maar de verslaggevers constateerden ter plekke iets anders. Naar aanleiding van het ketelwagenincident kwam er een nieuw rampenprotocol, dat als voorbeeld heeft gediend voor andere omroepen. Het nieuwe protocol houdt in dat media een vrije rol hebben en geen spreekbuis van de overheid zijn.” Ondanks dat crisissituaties in bepaalde mate onverwacht en schokkend zijn en er daarom kan worden verwacht dat het voor journalisten moeilijk is om zich erop voor te bereiden, werkt Kramer regelmatig met de vooraf opgestelde protocollen. “Wij hebben twee interne handleidingen, namelijk over het omgaan met crisissituaties als we geen rampenzender zijn en het omgaan met calamiteiten als we dat wel zijn. Formeel gezien gaat het zo: de burgemeester belt mij op en zegt dat hij een boodschap heeft voor het volk. Na ontvangst van een fax ter bevestiging wordt de zender opengesteld. Het woord wordt aan de burgemeester gegeven, maar op de achtergrond bestaat ook de journalistieke taak van de medewerkers, die bijvoorbeeld ter plekke verslag doen.” Kramer is positief over de draaiboeken bij RTV Utrecht. “Het is erg voordelig dat ze bestaan, zo kun je niets vergeten. Om wat voor calamiteit het ook gaat, het begin is in principe altijd hetzelfde, zoals met de inzet van mensen. Er staan bijvoorbeeld telefoonnummers in, we weten meteen wie we kunnen bellen. Is onze eigen satellietwagen bijvoorbeeld kapot, hebben we meteen nummers paraat van bedrijven om een andere wagen te huren. Het gaat echter ook om gezond verstand. Soms is het handig om iets anders te doen dan het handboek voorschrijft en dat moet kunnen. Zo soepel moet je organisatie zijn.”
Waar Kramer regelmatig met handboeken te maken heeft, is Zwitserlood er nog niet mee geconfronteerd. “Ik heb nog nooit een draaiboek onder mijn neus gekregen. Ik weet echter dat ze bestaan; NOS en RTL nieuws hebben ze. Het gaat dan om protocollen, waarvan alleen leidinggevenden op de hoogte zijn. Zij voeren bij crisissituaties namelijk het beleid uit en maken de belangrijke keuzes.”
Er valt volgens Zwitserlood beter te anticiperen op crisissituaties dan op het eerste gezicht het geval lijkt. “Elke ramp is tot op zekere hoogte te voorspellen, in die zin dat je weet hoe je te werk gaat. Het is altijd wel belangrijk om vooraf na te denken, aangezien je in crisissituaties niet lang de tijd hebt om na te denken. Alle omroepen hebben bijvoorbeeld draaiboeken voor wanneer iemand van het Koningshuis overlijdt. Dit mag pas naar buiten als de RVD het heeft bevestigd. Hiermee verandert de gehele programmering; zelfs de muziek die zenders draaien wordt aangepast.”
Officiële rampenzenders
De regionale omroepen zijn in Nederland de officiële rampenzenders. Nieuwsmanager Kramer legt uit wat dit betekent: “Bij calamiteiten gebruikt de overheid de regionale omroepen om mededelingen te doen. Het kan om kleine of grote, provincieoverschrijdende calamiteiten gaan.” Er bestaan volgens Kramer duidelijke verschillen tussen regionale en landelijke omroepen: “Regionale omroepen kunnen sneller schakelen dan landelijke. Daar moet men eerst overleggen over het onderbreken van de programmering, waar wij binnen een halfuur live op locatie zijn. Daarnaast navelstaren ze bij de landelijke omroepen te veel; ze kijken te veel naar elkaar in plaats van naar buiten. We zijn vanwege de band met ons publiek verplicht niet alleen intern te kijken, maar ook naar buiten, om te kijken wat het publiek verlangt. Regionale omroepen staan dichter bij hun publiek. De NOS bijvoorbeeld is wel een instituut maar niet je vriend, de NOS is afstandelijker en daarom zijn de regionale omroepen de rampenzenders.”
Luisteraars geruststellen
Journalisten vormen tijdens rampsituaties belangrijke informatiebronnen voor het publiek: zij houden het volk over de ramp op de hoogte. Zwitserlood beschrijft haar taak als nieuwslezeres tijdens crisissituaties duidelijk. “Op een zo helder en prettig mogelijke manier de feiten van dat moment weergeven en zoveel mogelijk vragen van luisteraars beantwoorden in een bericht. Ik wil tijdens crisissituaties zoveel mogelijk informatie in een bericht verwerken. Het is bovendien belangrijk om dingen die niet bekend zijn te benoemen. Dat is geruststellend voor luisteraars die wellicht met vragen zitten. Ik vind het belangrijk niet sensatiebelust te zijn en niet te verdrietig. Het gaat om de feiten. Ik geef niet mijn eigen mening weer, maar die van bijvoorbeeld de autoriteiten.” Ook Kramer heeft een duidelijke taak voor ogen, die voor hem als nieuwsmanager heel anders is dan die van Zwitserlood. “Mijn taak is coördinerend; ik kijk of alles loopt zoals het moet lopen. Ik heb een overall, overzicht houdend beeld van de situatie en kijk of we niets vergeten.” Over zijn verantwoordelijkheid kan Kramer ook helder zijn. “Ik ben verantwoordelijk voor het uitgezonden eindproduct. Dat moet journalistiek goed zijn, objectief, nauwkeurig, naar waarheid en niet vooringenomen. Natuurlijk maken journalisten keuzes in welk nieuws ze brengen en zo maken ze de keuzes ook voor kijkers. Ik ga er echter vanuit dat ze worden gemaakt op journalistieke gronden.”
Tijdens het doen van live verslag over crisissituaties heeft Zwitserlood een duidelijk doel voor ogen. “Alle vragen stellen die de luisteraar ook heeft. Ik vraag me altijd af wat mijn moeder zou willen weten. Er is niets zo irritant als een interviewer die niet de juiste vragen stelt. Het gaat niet om mij, maar om het nieuws dat ik voorlees.” Ook Kramer is duidelijk over zijn doel. “Onze gebruikers zo volledig mogelijk informeren over wat er gebeurt, duiden en laten zien wat er gebeurt en ter plekke zijn.”
Zwitserlood kan er duidelijk over zijn dat rampsituaties voor haar nooit routinewerk worden. “Dat moet ook zeker niet zo zijn. Het stellen van de juiste vragen kan niet gebeuren als ik op routine vaar. Dat wil ik ook niet, dat vind ik saai. Ik vind nog steeds ieder bericht over menselijk leed vervelend om te lezen. In het weekend gaan altijd veel mensen dood in het verkeer. Normaal gesproken is dat geen nieuws, maar op maandagochtend wel, als er nauwelijks ander nieuws is. Eigenlijk wil ik die berichten niet voorlezen; niemand heeft er iets aan. Zulke berichten hebben niet altijd een functie. Mensen stellen wel eens dat slecht nieuws goed nieuws is, maar er zijn grenzen. Ik meld geen slecht nieuws om het slechte nieuws. Je kan in die zin aan een ramp wennen dat ik er nu beter tegen kan. Het raakt me echter nog altijd, gelukkig maar.”
Aanspreken, niet toespreken
Taal is het instrument van journalisten op de radio. Bij gebrek aan beelden maken zij de crisissituatie beeldend door middel van hun taalgebruik. Het taalgebruik van nieuwslezers acht Zwitserlood dan ook zeer belangrijk. “Het is belangrijk om niet te overdreven te zijn. Voor mij is het vooral intuïtie. De inhoud is belangrijker dan de vorm. Ik hoef als nieuwslezer niet te proberen een onderbuikgevoel aan te spreken bij het publiek, dat doet een ramp vanzelf. Ik probeer altijd de feiten weer te geven, maar natuurlijk ben je vooringenomen. Je maakt keuzes over wat je benadrukt en wat je meldt. Ik let er altijd op dat ik spreektaal gebruik.”
Nieuwslezers krijgen ook te maken met verschillende soorten publiek. Volgens Zwitserlood zijn de overeenkomsten vaak groter dan de verschillen. “Het is belangrijk dat je het publiek aanspreekt en niet toespreekt. Dit doe je door de keuze van je berichten, je tone of voice en je taalgebruik. Ik doe het alsof ik het mondeling uitleg in plaats van dat het lijkt alsof ik er heel erg over heb nagedacht. Dat maakt het nieuws aantrekkelijk.”
Zoals uit het voorbeeld van Zwitserlood over de Tsunami in 2004 al bleek, komt er tijdens crisissituaties steeds meer informatie vrij. De vraag is of alle informatie zo snel mogelijk met het publiek moet worden gedeeld, of dat een afweging wordt gemaakt. Kramer stelt: “Dat hangt van de informatie af, die moet worden gecheckt voordat die naar buiten gaat. Nu worden er natuurlijk veel snelle sociale media gebruikt, zoals Twitter. Toen er recentelijk een brand was uitgebroken in Utrecht, wachtte de redactie op een officiële bevestiging. Op Twitter werden echter al volop foto´s geplaatst van de brand. In zulke situaties wacht ik niet op officiële goedkeuring. Toen de overheid over de situatie in Moerdijk zei dat de wolk schoon was en de regionale omroepen erachter kwamen dat dat misschien helemaal niet waar was, moesten we die informatie checken en moesten we dat melden. We moeten de overheid daar dan mee confronteren. Als journalist mag je altijd vrij nieuwsgaren en dat nieuws naar buiten brengen, ook als informatie gevoelig is. Informatie is gevoelig omdat de overheid zegt dat het gevoelig is.” Zwitserlood stelt dat het wel of niet naar buiten brengen van informatie afhangt van de paniekfactor. “Sommige dingen zijn te dramatisch. De laatste dingen die Theo van Gogh riep voordat hij werd vermoord bijvoorbeeld, daarover is toen afgesproken dat we die niet meteen zouden brengen. Soms wordt informatie echter wel snel gedeeld, vooral wanneer informatie die nieuws beeldender maakt of als die afkomstig is van een instituut als de ANWB. Vaak hoor je van de politie dingen off the record. Zodra het dan gemeld mag worden, doe je dat meteen.”
Radio versus televisie tijdens crises
De vraag is of ofwel radio, ofwel televisie beter geschikt is voor live crisiscommunicatie. Kramer heeft een lichte voorkeur voor televisie. “Het voordeel van radio is dat het heel snel is. Als er nu iets gebeurt, zijn we binnen een minuut live op zender. De televisie daarentegen heeft beeld en laat de impact zien. Bij de vergelijking moet je echter ook nieuwe media op internet betrekken, mensen zijn daar in het huidige medialandschap op gefocust. In onze internetcijfers is een grote toename waarneembaar. Om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, moet je het zoeken in een combinatie van de drie media. Daar gaat het uiteindelijk om, bij crisissituaties wil je een zo groot mogelijk publiek bereiken. Dat doe je door inzet van zoveel mogelijk outlets, soorten media.” Radiovrouw Zwitserlood kan moeilijk kiezen. “Als de wereld vergaat, stop je batterijen in je radio en je tv doet het dan echt niet meer. Beelden zijn echter vaak treffender. Radio is daarentegen ook te volgen in de auto, wat handig is. Op televisie kunnen achteraf hele mooie samenvattingen worden gemaakt. Dat kan op de radio ook, maar beelden hebben vaak meer impact. Als er zoals bij de brand in Moerdijk, gesproken wordt over een milieuramp, wil je die grijze wolk zien. Radio is echter sneller dan televisie. Op de radio kan nieuws snel worden gebracht en goed worden beschreven. Op die manier wordt nieuws ook beeldend. Er is ook weinig nodig voor radio, je kunt eventuele ooggetuigen direct telefonisch spreken. Op televisie moeten er eerst een camera en verslaggever naartoe. Beide media zijn heel erg aan elkaar gewaagd. De radio is erg snel, maar één beeld zegt meer dan duizend woorden.”
Potentieel carrièrehoogtepunt
Aan crisissituaties zitten voor Zwitserlood twee kanten. “Journalistiek gezien maak je een interessante uitzending; je werkt langer door. Het is echter natuurlijk ook heel erg.”
Deze twee kanten die voor journalisten bestaan tijdens crisissituaties, zijn voer voor een interessante discussie. Enerzijds zijn crisissituaties een potentieel hoogtepunt in carrières van journalisten, anderzijds gaat het om rampsituaties die grote nadelige gevolgen kunnen hebben. Kramer stelt het publiek voorop. “Tijdens crisissituaties is er adrenaline. Live uitzendingen geven de redactie een adrenalinestoot, afgezien van wat er gebeurt. Medewerkers vinden live leuk. Zijn ze niet aan het werk, bellen ze vaak om te vragen of ze kunnen komen. Er gebeurt van alles en het gaat er dan om mensen te informeren. Één ding staat dan voorop: informeren doe je met respect, niet hijgerig, schreeuwerig of rellerig. Dan moet je soms terughoudend zijn met informatie. Ik probeer dat uit te stralen naar de redactie. Natuurlijk is het kicken een live-uitzending voor elkaar te boksen, maar er zijn wel voorwaarden aan verbonden. We moeten duiden wat er gebeurt en mensen met respect informeren. Je moet je altijd afvragen wat burgers verwachten, daar kijk je naar. Ieder beroep kent situaties die een kick geven en voor ons zijn dat crisissituaties. Alles wordt dan uit je gehaald qua vakmanschap.” Zwitserlood vindt het een moeilijke discussie. “Ik ben in eerste instantie mens. Ik denk in eerste instantie altijd: ‘wat erg’. Als er veel mensen dood gaan, vind ik dat erg triest. Je weet op dat soort momenten echter dat mensen aan je lippen hangen. In principe zijn het leuke dagen, want ik heb wat te melden. Toen Theo van Gogh werd vermoord, heb ik me neutraal opgesteld. Het gaat dan niet om mij. Niemand heeft er wat aan als ik het nieuws overmand door emoties breng.” Crisissituaties vormen wel een uitdaging voor Zwitserlood. “Als ik aan het werk ben, duik ik in zulke situaties, maar als ik niet aan het werk ben, ga ik er ook niet naar zitten kijken. Toen Karst T. op Koninginnedag in 2009 een aanslag trachtte te plegen op leden van het Koningshuis sloot ik me daar bewust voor af. Ik realiseerde me dat ik het daar de komende weken genoeg over zou gaan hebben. Ik houd niet van slecht nieuws. Ik trek het me toch te veel aan. Op sommige dagen is er erg weinig nieuws, maar eigenlijk stelt dat me ook wel gerust. Ik ben niet verpest door sensatielust.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Gepubliceerd in 'Medium' Magazine, editie april 2011.
Lees dit artikel hier in de complete online versie van 'Medium' Magazine, editie april 2011.
Een crisissituatie zoals de brand in Moerdijk eerder dit jaar, is zowel een ramp als een bron van werk. Hulpdiensten zijn er voor de betrokkenen bij de crisis; nieuwslezers en verslaggevers dienen als informatiebron voor het gehele volk. Hoe gaan verslaggevers om met een crisissituatie en wat is hun verantwoordelijkheid?
Als de sirenes afgaan, zoals op 5 januari
Draaiboeken
Ook Wim Kramer, nieuwsmanager bij RTV Utrecht, is een crisissituatie bijgebleven, echter om een geheel andere reden dan bij Zwitserlood. “Het ketelwagenincident in Amersfoort (in 2002, waarbij een lek was geconstateerd in een oliewagon met giftige stof, red.) is mij het meest bijgebleven, omdat het zoveel effect heeft gehad. Tijdens deze gebeurtenis riep de overheid namelijk van alles, maar de verslaggevers constateerden ter plekke iets anders. Naar aanleiding van het ketelwagenincident kwam er een nieuw rampenprotocol, dat als voorbeeld heeft gediend voor andere omroepen. Het nieuwe protocol houdt in dat media een vrije rol hebben en geen spreekbuis van de overheid zijn.” Ondanks dat crisissituaties in bepaalde mate onverwacht en schokkend zijn en er daarom kan worden verwacht dat het voor journalisten moeilijk is om zich erop voor te bereiden, werkt Kramer regelmatig met de vooraf opgestelde protocollen. “Wij hebben twee interne handleidingen, namelijk over het omgaan met crisissituaties als we geen rampenzender zijn en het omgaan met calamiteiten als we dat wel zijn. Formeel gezien gaat het zo: de burgemeester belt mij op en zegt dat hij een boodschap heeft voor het volk. Na ontvangst van een fax ter bevestiging wordt de zender opengesteld. Het woord wordt aan de burgemeester gegeven, maar op de achtergrond bestaat ook de journalistieke taak van de medewerkers, die bijvoorbeeld ter plekke verslag doen.” Kramer is positief over de draaiboeken bij RTV Utrecht. “Het is erg voordelig dat ze bestaan, zo kun je niets vergeten. Om wat voor calamiteit het ook gaat, het begin is in principe altijd hetzelfde, zoals met de inzet van mensen. Er staan bijvoorbeeld telefoonnummers in, we weten meteen wie we kunnen bellen. Is onze eigen satellietwagen bijvoorbeeld kapot, hebben we meteen nummers paraat van bedrijven om een andere wagen te huren. Het gaat echter ook om gezond verstand. Soms is het handig om iets anders te doen dan het handboek voorschrijft en dat moet kunnen. Zo soepel moet je organisatie zijn.”
Waar Kramer regelmatig met handboeken te maken heeft, is Zwitserlood er nog niet mee geconfronteerd. “Ik heb nog nooit een draaiboek onder mijn neus gekregen. Ik weet echter dat ze bestaan; NOS en RTL nieuws hebben ze. Het gaat dan om protocollen, waarvan alleen leidinggevenden op de hoogte zijn. Zij voeren bij crisissituaties namelijk het beleid uit en maken de belangrijke keuzes.”
Er valt volgens Zwitserlood beter te anticiperen op crisissituaties dan op het eerste gezicht het geval lijkt. “Elke ramp is tot op zekere hoogte te voorspellen, in die zin dat je weet hoe je te werk gaat. Het is altijd wel belangrijk om vooraf na te denken, aangezien je in crisissituaties niet lang de tijd hebt om na te denken. Alle omroepen hebben bijvoorbeeld draaiboeken voor wanneer iemand van het Koningshuis overlijdt. Dit mag pas naar buiten als de RVD het heeft bevestigd. Hiermee verandert de gehele programmering; zelfs de muziek die zenders draaien wordt aangepast.”
Officiële rampenzenders
De regionale omroepen zijn in Nederland de officiële rampenzenders. Nieuwsmanager Kramer legt uit wat dit betekent: “Bij calamiteiten gebruikt de overheid de regionale omroepen om mededelingen te doen. Het kan om kleine of grote, provincieoverschrijdende calamiteiten gaan.” Er bestaan volgens Kramer duidelijke verschillen tussen regionale en landelijke omroepen: “Regionale omroepen kunnen sneller schakelen dan landelijke. Daar moet men eerst overleggen over het onderbreken van de programmering, waar wij binnen een halfuur live op locatie zijn. Daarnaast navelstaren ze bij de landelijke omroepen te veel; ze kijken te veel naar elkaar in plaats van naar buiten. We zijn vanwege de band met ons publiek verplicht niet alleen intern te kijken, maar ook naar buiten, om te kijken wat het publiek verlangt. Regionale omroepen staan dichter bij hun publiek. De NOS bijvoorbeeld is wel een instituut maar niet je vriend, de NOS is afstandelijker en daarom zijn de regionale omroepen de rampenzenders.”
Wanneer is een crisis een crisis?
Alle crisissituaties zijn verschillend en ook de manier waarop media tijdens dit soort situaties handelen, is volgens nieuwslezeres Zwitserlood voor ieder medium anders. “Dat verschilt erg per zender en de situatie op zich.” Aan de hand van een voorbeeld legt Zwitserlood dit verschil uit. “In 2004 vond op Tweede Kerstdag een Tsunami plaats in Zuid-Oost Azië. Ik zat ´s ochtends in mijn eentje op de redactie en werd gebeld door een correspondent die meldde dat er één dode was; dat vond ik al heel erg. Er was echter nog veel onduidelijk. Toen mijn collega binnenkwam, vertelde ik hem wat er gebeurd was, dat het nieuws steeds groter werd en dat we het samen in de gaten moesten gaan houden. We hebben die ochtend als een idioot zitten werken. Uiteindelijk zijn er natuurlijk duizenden doden gevallen, maar dat wisten we ´s ochtends niet. Later valt zo´n situatie pas als ramp te herkennen, ´s ochtends was de situatie nog niet te definiëren als ramp.”
Kramer stelt dat de laatste tijd een discussie gaande is op de redactie. “De vraag is wanneer een calamiteit een crisis is en vice versa. Als het veel stof doet opwaaien of als er veel mensen mee gemoeid zijn, gooien wij zo snel mogelijk de zender open, ook als we op dat moment geen rampenzender zijn. Hierbij hebben we te maken met een grijs gebied. Dit grijze gebied treedt op wanneer de overheid zegt dat een gebeurtenis geen calamiteit is en dus geen beroep doet op de regionale zenders als rampenzenders, terwijl de programmamakers van de regionale omroepen de situatie wel belangrijk vinden voor hun publiek. Dan staan we voor de keuze of we, zonder officieel rampenzender te zijn, toch live en ter plekke verslag willen doen van een gebeurtenis.”
Alle crisissituaties zijn verschillend en ook de manier waarop media tijdens dit soort situaties handelen, is volgens nieuwslezeres Zwitserlood voor ieder medium anders. “Dat verschilt erg per zender en de situatie op zich.” Aan de hand van een voorbeeld legt Zwitserlood dit verschil uit. “In 2004 vond op Tweede Kerstdag een Tsunami plaats in Zuid-Oost Azië. Ik zat ´s ochtends in mijn eentje op de redactie en werd gebeld door een correspondent die meldde dat er één dode was; dat vond ik al heel erg. Er was echter nog veel onduidelijk. Toen mijn collega binnenkwam, vertelde ik hem wat er gebeurd was, dat het nieuws steeds groter werd en dat we het samen in de gaten moesten gaan houden. We hebben die ochtend als een idioot zitten werken. Uiteindelijk zijn er natuurlijk duizenden doden gevallen, maar dat wisten we ´s ochtends niet. Later valt zo´n situatie pas als ramp te herkennen, ´s ochtends was de situatie nog niet te definiëren als ramp.”
Kramer stelt dat de laatste tijd een discussie gaande is op de redactie. “De vraag is wanneer een calamiteit een crisis is en vice versa. Als het veel stof doet opwaaien of als er veel mensen mee gemoeid zijn, gooien wij zo snel mogelijk de zender open, ook als we op dat moment geen rampenzender zijn. Hierbij hebben we te maken met een grijs gebied. Dit grijze gebied treedt op wanneer de overheid zegt dat een gebeurtenis geen calamiteit is en dus geen beroep doet op de regionale zenders als rampenzenders, terwijl de programmamakers van de regionale omroepen de situatie wel belangrijk vinden voor hun publiek. Dan staan we voor de keuze of we, zonder officieel rampenzender te zijn, toch live en ter plekke verslag willen doen van een gebeurtenis.”
Luisteraars geruststellen
Journalisten vormen tijdens rampsituaties belangrijke informatiebronnen voor het publiek: zij houden het volk over de ramp op de hoogte. Zwitserlood beschrijft haar taak als nieuwslezeres tijdens crisissituaties duidelijk. “Op een zo helder en prettig mogelijke manier de feiten van dat moment weergeven en zoveel mogelijk vragen van luisteraars beantwoorden in een bericht. Ik wil tijdens crisissituaties zoveel mogelijk informatie in een bericht verwerken. Het is bovendien belangrijk om dingen die niet bekend zijn te benoemen. Dat is geruststellend voor luisteraars die wellicht met vragen zitten. Ik vind het belangrijk niet sensatiebelust te zijn en niet te verdrietig. Het gaat om de feiten. Ik geef niet mijn eigen mening weer, maar die van bijvoorbeeld de autoriteiten.” Ook Kramer heeft een duidelijke taak voor ogen, die voor hem als nieuwsmanager heel anders is dan die van Zwitserlood. “Mijn taak is coördinerend; ik kijk of alles loopt zoals het moet lopen. Ik heb een overall, overzicht houdend beeld van de situatie en kijk of we niets vergeten.” Over zijn verantwoordelijkheid kan Kramer ook helder zijn. “Ik ben verantwoordelijk voor het uitgezonden eindproduct. Dat moet journalistiek goed zijn, objectief, nauwkeurig, naar waarheid en niet vooringenomen. Natuurlijk maken journalisten keuzes in welk nieuws ze brengen en zo maken ze de keuzes ook voor kijkers. Ik ga er echter vanuit dat ze worden gemaakt op journalistieke gronden.”
Tijdens het doen van live verslag over crisissituaties heeft Zwitserlood een duidelijk doel voor ogen. “Alle vragen stellen die de luisteraar ook heeft. Ik vraag me altijd af wat mijn moeder zou willen weten. Er is niets zo irritant als een interviewer die niet de juiste vragen stelt. Het gaat niet om mij, maar om het nieuws dat ik voorlees.” Ook Kramer is duidelijk over zijn doel. “Onze gebruikers zo volledig mogelijk informeren over wat er gebeurt, duiden en laten zien wat er gebeurt en ter plekke zijn.”
Zwitserlood kan er duidelijk over zijn dat rampsituaties voor haar nooit routinewerk worden. “Dat moet ook zeker niet zo zijn. Het stellen van de juiste vragen kan niet gebeuren als ik op routine vaar. Dat wil ik ook niet, dat vind ik saai. Ik vind nog steeds ieder bericht over menselijk leed vervelend om te lezen. In het weekend gaan altijd veel mensen dood in het verkeer. Normaal gesproken is dat geen nieuws, maar op maandagochtend wel, als er nauwelijks ander nieuws is. Eigenlijk wil ik die berichten niet voorlezen; niemand heeft er iets aan. Zulke berichten hebben niet altijd een functie. Mensen stellen wel eens dat slecht nieuws goed nieuws is, maar er zijn grenzen. Ik meld geen slecht nieuws om het slechte nieuws. Je kan in die zin aan een ramp wennen dat ik er nu beter tegen kan. Het raakt me echter nog altijd, gelukkig maar.”
Aanspreken, niet toespreken
Taal is het instrument van journalisten op de radio. Bij gebrek aan beelden maken zij de crisissituatie beeldend door middel van hun taalgebruik. Het taalgebruik van nieuwslezers acht Zwitserlood dan ook zeer belangrijk. “Het is belangrijk om niet te overdreven te zijn. Voor mij is het vooral intuïtie. De inhoud is belangrijker dan de vorm. Ik hoef als nieuwslezer niet te proberen een onderbuikgevoel aan te spreken bij het publiek, dat doet een ramp vanzelf. Ik probeer altijd de feiten weer te geven, maar natuurlijk ben je vooringenomen. Je maakt keuzes over wat je benadrukt en wat je meldt. Ik let er altijd op dat ik spreektaal gebruik.”
Nieuwslezers krijgen ook te maken met verschillende soorten publiek. Volgens Zwitserlood zijn de overeenkomsten vaak groter dan de verschillen. “Het is belangrijk dat je het publiek aanspreekt en niet toespreekt. Dit doe je door de keuze van je berichten, je tone of voice en je taalgebruik. Ik doe het alsof ik het mondeling uitleg in plaats van dat het lijkt alsof ik er heel erg over heb nagedacht. Dat maakt het nieuws aantrekkelijk.”
Zoals uit het voorbeeld van Zwitserlood over de Tsunami in 2004 al bleek, komt er tijdens crisissituaties steeds meer informatie vrij. De vraag is of alle informatie zo snel mogelijk met het publiek moet worden gedeeld, of dat een afweging wordt gemaakt. Kramer stelt: “Dat hangt van de informatie af, die moet worden gecheckt voordat die naar buiten gaat. Nu worden er natuurlijk veel snelle sociale media gebruikt, zoals Twitter. Toen er recentelijk een brand was uitgebroken in Utrecht, wachtte de redactie op een officiële bevestiging. Op Twitter werden echter al volop foto´s geplaatst van de brand. In zulke situaties wacht ik niet op officiële goedkeuring. Toen de overheid over de situatie in Moerdijk zei dat de wolk schoon was en de regionale omroepen erachter kwamen dat dat misschien helemaal niet waar was, moesten we die informatie checken en moesten we dat melden. We moeten de overheid daar dan mee confronteren. Als journalist mag je altijd vrij nieuwsgaren en dat nieuws naar buiten brengen, ook als informatie gevoelig is. Informatie is gevoelig omdat de overheid zegt dat het gevoelig is.” Zwitserlood stelt dat het wel of niet naar buiten brengen van informatie afhangt van de paniekfactor. “Sommige dingen zijn te dramatisch. De laatste dingen die Theo van Gogh riep voordat hij werd vermoord bijvoorbeeld, daarover is toen afgesproken dat we die niet meteen zouden brengen. Soms wordt informatie echter wel snel gedeeld, vooral wanneer informatie die nieuws beeldender maakt of als die afkomstig is van een instituut als de ANWB. Vaak hoor je van de politie dingen off the record. Zodra het dan gemeld mag worden, doe je dat meteen.”
Radio versus televisie tijdens crises
De vraag is of ofwel radio, ofwel televisie beter geschikt is voor live crisiscommunicatie. Kramer heeft een lichte voorkeur voor televisie. “Het voordeel van radio is dat het heel snel is. Als er nu iets gebeurt, zijn we binnen een minuut live op zender. De televisie daarentegen heeft beeld en laat de impact zien. Bij de vergelijking moet je echter ook nieuwe media op internet betrekken, mensen zijn daar in het huidige medialandschap op gefocust. In onze internetcijfers is een grote toename waarneembaar. Om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, moet je het zoeken in een combinatie van de drie media. Daar gaat het uiteindelijk om, bij crisissituaties wil je een zo groot mogelijk publiek bereiken. Dat doe je door inzet van zoveel mogelijk outlets, soorten media.” Radiovrouw Zwitserlood kan moeilijk kiezen. “Als de wereld vergaat, stop je batterijen in je radio en je tv doet het dan echt niet meer. Beelden zijn echter vaak treffender. Radio is daarentegen ook te volgen in de auto, wat handig is. Op televisie kunnen achteraf hele mooie samenvattingen worden gemaakt. Dat kan op de radio ook, maar beelden hebben vaak meer impact. Als er zoals bij de brand in Moerdijk, gesproken wordt over een milieuramp, wil je die grijze wolk zien. Radio is echter sneller dan televisie. Op de radio kan nieuws snel worden gebracht en goed worden beschreven. Op die manier wordt nieuws ook beeldend. Er is ook weinig nodig voor radio, je kunt eventuele ooggetuigen direct telefonisch spreken. Op televisie moeten er eerst een camera en verslaggever naartoe. Beide media zijn heel erg aan elkaar gewaagd. De radio is erg snel, maar één beeld zegt meer dan duizend woorden.”
Potentieel carrièrehoogtepunt
Aan crisissituaties zitten voor Zwitserlood twee kanten. “Journalistiek gezien maak je een interessante uitzending; je werkt langer door. Het is echter natuurlijk ook heel erg.”
Deze twee kanten die voor journalisten bestaan tijdens crisissituaties, zijn voer voor een interessante discussie. Enerzijds zijn crisissituaties een potentieel hoogtepunt in carrières van journalisten, anderzijds gaat het om rampsituaties die grote nadelige gevolgen kunnen hebben. Kramer stelt het publiek voorop. “Tijdens crisissituaties is er adrenaline. Live uitzendingen geven de redactie een adrenalinestoot, afgezien van wat er gebeurt. Medewerkers vinden live leuk. Zijn ze niet aan het werk, bellen ze vaak om te vragen of ze kunnen komen. Er gebeurt van alles en het gaat er dan om mensen te informeren. Één ding staat dan voorop: informeren doe je met respect, niet hijgerig, schreeuwerig of rellerig. Dan moet je soms terughoudend zijn met informatie. Ik probeer dat uit te stralen naar de redactie. Natuurlijk is het kicken een live-uitzending voor elkaar te boksen, maar er zijn wel voorwaarden aan verbonden. We moeten duiden wat er gebeurt en mensen met respect informeren. Je moet je altijd afvragen wat burgers verwachten, daar kijk je naar. Ieder beroep kent situaties die een kick geven en voor ons zijn dat crisissituaties. Alles wordt dan uit je gehaald qua vakmanschap.” Zwitserlood vindt het een moeilijke discussie. “Ik ben in eerste instantie mens. Ik denk in eerste instantie altijd: ‘wat erg’. Als er veel mensen dood gaan, vind ik dat erg triest. Je weet op dat soort momenten echter dat mensen aan je lippen hangen. In principe zijn het leuke dagen, want ik heb wat te melden. Toen Theo van Gogh werd vermoord, heb ik me neutraal opgesteld. Het gaat dan niet om mij. Niemand heeft er wat aan als ik het nieuws overmand door emoties breng.” Crisissituaties vormen wel een uitdaging voor Zwitserlood. “Als ik aan het werk ben, duik ik in zulke situaties, maar als ik niet aan het werk ben, ga ik er ook niet naar zitten kijken. Toen Karst T. op Koninginnedag in 2009 een aanslag trachtte te plegen op leden van het Koningshuis sloot ik me daar bewust voor af. Ik realiseerde me dat ik het daar de komende weken genoeg over zou gaan hebben. Ik houd niet van slecht nieuws. Ik trek het me toch te veel aan. Op sommige dagen is er erg weinig nieuws, maar eigenlijk stelt dat me ook wel gerust. Ik ben niet verpest door sensatielust.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Labels:
communicatie,
crisis,
crisiscommunicatie,
crisissituaties,
Hannelore,
Hannelore Zwitserlood,
Kramer,
media,
Moerdijk,
Radio 538,
Radio M,
rtv,
RTV Utrecht,
Utrecht,
Wim Kramer,
Zwitserlood
Abonneren op:
Posts (Atom)