Gepubliceerd in 'Medium' Magazine, editie april 2011.
Lees dit artikel hier in de complete online versie van 'Medium' Magazine, editie april 2011.
Een crisissituatie zoals de brand in Moerdijk eerder dit jaar, is zowel een ramp als een bron van werk. Hulpdiensten zijn er voor de betrokkenen bij de crisis; nieuwslezers en verslaggevers dienen als informatiebron voor het gehele volk. Hoe gaan verslaggevers om met een crisissituatie en wat is hun verantwoordelijkheid?
Als de sirenes afgaan, zoals op 5 januari
Draaiboeken
Ook Wim Kramer, nieuwsmanager bij RTV Utrecht, is een crisissituatie bijgebleven, echter om een geheel andere reden dan bij Zwitserlood. “Het ketelwagenincident in Amersfoort (in 2002, waarbij een lek was geconstateerd in een oliewagon met giftige stof, red.) is mij het meest bijgebleven, omdat het zoveel effect heeft gehad. Tijdens deze gebeurtenis riep de overheid namelijk van alles, maar de verslaggevers constateerden ter plekke iets anders. Naar aanleiding van het ketelwagenincident kwam er een nieuw rampenprotocol, dat als voorbeeld heeft gediend voor andere omroepen. Het nieuwe protocol houdt in dat media een vrije rol hebben en geen spreekbuis van de overheid zijn.” Ondanks dat crisissituaties in bepaalde mate onverwacht en schokkend zijn en er daarom kan worden verwacht dat het voor journalisten moeilijk is om zich erop voor te bereiden, werkt Kramer regelmatig met de vooraf opgestelde protocollen. “Wij hebben twee interne handleidingen, namelijk over het omgaan met crisissituaties als we geen rampenzender zijn en het omgaan met calamiteiten als we dat wel zijn. Formeel gezien gaat het zo: de burgemeester belt mij op en zegt dat hij een boodschap heeft voor het volk. Na ontvangst van een fax ter bevestiging wordt de zender opengesteld. Het woord wordt aan de burgemeester gegeven, maar op de achtergrond bestaat ook de journalistieke taak van de medewerkers, die bijvoorbeeld ter plekke verslag doen.” Kramer is positief over de draaiboeken bij RTV Utrecht. “Het is erg voordelig dat ze bestaan, zo kun je niets vergeten. Om wat voor calamiteit het ook gaat, het begin is in principe altijd hetzelfde, zoals met de inzet van mensen. Er staan bijvoorbeeld telefoonnummers in, we weten meteen wie we kunnen bellen. Is onze eigen satellietwagen bijvoorbeeld kapot, hebben we meteen nummers paraat van bedrijven om een andere wagen te huren. Het gaat echter ook om gezond verstand. Soms is het handig om iets anders te doen dan het handboek voorschrijft en dat moet kunnen. Zo soepel moet je organisatie zijn.”
Waar Kramer regelmatig met handboeken te maken heeft, is Zwitserlood er nog niet mee geconfronteerd. “Ik heb nog nooit een draaiboek onder mijn neus gekregen. Ik weet echter dat ze bestaan; NOS en RTL nieuws hebben ze. Het gaat dan om protocollen, waarvan alleen leidinggevenden op de hoogte zijn. Zij voeren bij crisissituaties namelijk het beleid uit en maken de belangrijke keuzes.”
Er valt volgens Zwitserlood beter te anticiperen op crisissituaties dan op het eerste gezicht het geval lijkt. “Elke ramp is tot op zekere hoogte te voorspellen, in die zin dat je weet hoe je te werk gaat. Het is altijd wel belangrijk om vooraf na te denken, aangezien je in crisissituaties niet lang de tijd hebt om na te denken. Alle omroepen hebben bijvoorbeeld draaiboeken voor wanneer iemand van het Koningshuis overlijdt. Dit mag pas naar buiten als de RVD het heeft bevestigd. Hiermee verandert de gehele programmering; zelfs de muziek die zenders draaien wordt aangepast.”
Officiële rampenzenders
De regionale omroepen zijn in Nederland de officiële rampenzenders. Nieuwsmanager Kramer legt uit wat dit betekent: “Bij calamiteiten gebruikt de overheid de regionale omroepen om mededelingen te doen. Het kan om kleine of grote, provincieoverschrijdende calamiteiten gaan.” Er bestaan volgens Kramer duidelijke verschillen tussen regionale en landelijke omroepen: “Regionale omroepen kunnen sneller schakelen dan landelijke. Daar moet men eerst overleggen over het onderbreken van de programmering, waar wij binnen een halfuur live op locatie zijn. Daarnaast navelstaren ze bij de landelijke omroepen te veel; ze kijken te veel naar elkaar in plaats van naar buiten. We zijn vanwege de band met ons publiek verplicht niet alleen intern te kijken, maar ook naar buiten, om te kijken wat het publiek verlangt. Regionale omroepen staan dichter bij hun publiek. De NOS bijvoorbeeld is wel een instituut maar niet je vriend, de NOS is afstandelijker en daarom zijn de regionale omroepen de rampenzenders.”
Wanneer is een crisis een crisis?
Alle crisissituaties zijn verschillend en ook de manier waarop media tijdens dit soort situaties handelen, is volgens nieuwslezeres Zwitserlood voor ieder medium anders. “Dat verschilt erg per zender en de situatie op zich.” Aan de hand van een voorbeeld legt Zwitserlood dit verschil uit. “In 2004 vond op Tweede Kerstdag een Tsunami plaats in Zuid-Oost Azië. Ik zat ´s ochtends in mijn eentje op de redactie en werd gebeld door een correspondent die meldde dat er één dode was; dat vond ik al heel erg. Er was echter nog veel onduidelijk. Toen mijn collega binnenkwam, vertelde ik hem wat er gebeurd was, dat het nieuws steeds groter werd en dat we het samen in de gaten moesten gaan houden. We hebben die ochtend als een idioot zitten werken. Uiteindelijk zijn er natuurlijk duizenden doden gevallen, maar dat wisten we ´s ochtends niet. Later valt zo´n situatie pas als ramp te herkennen, ´s ochtends was de situatie nog niet te definiëren als ramp.”
Kramer stelt dat de laatste tijd een discussie gaande is op de redactie. “De vraag is wanneer een calamiteit een crisis is en vice versa. Als het veel stof doet opwaaien of als er veel mensen mee gemoeid zijn, gooien wij zo snel mogelijk de zender open, ook als we op dat moment geen rampenzender zijn. Hierbij hebben we te maken met een grijs gebied. Dit grijze gebied treedt op wanneer de overheid zegt dat een gebeurtenis geen calamiteit is en dus geen beroep doet op de regionale zenders als rampenzenders, terwijl de programmamakers van de regionale omroepen de situatie wel belangrijk vinden voor hun publiek. Dan staan we voor de keuze of we, zonder officieel rampenzender te zijn, toch live en ter plekke verslag willen doen van een gebeurtenis.”
Alle crisissituaties zijn verschillend en ook de manier waarop media tijdens dit soort situaties handelen, is volgens nieuwslezeres Zwitserlood voor ieder medium anders. “Dat verschilt erg per zender en de situatie op zich.” Aan de hand van een voorbeeld legt Zwitserlood dit verschil uit. “In 2004 vond op Tweede Kerstdag een Tsunami plaats in Zuid-Oost Azië. Ik zat ´s ochtends in mijn eentje op de redactie en werd gebeld door een correspondent die meldde dat er één dode was; dat vond ik al heel erg. Er was echter nog veel onduidelijk. Toen mijn collega binnenkwam, vertelde ik hem wat er gebeurd was, dat het nieuws steeds groter werd en dat we het samen in de gaten moesten gaan houden. We hebben die ochtend als een idioot zitten werken. Uiteindelijk zijn er natuurlijk duizenden doden gevallen, maar dat wisten we ´s ochtends niet. Later valt zo´n situatie pas als ramp te herkennen, ´s ochtends was de situatie nog niet te definiëren als ramp.”
Kramer stelt dat de laatste tijd een discussie gaande is op de redactie. “De vraag is wanneer een calamiteit een crisis is en vice versa. Als het veel stof doet opwaaien of als er veel mensen mee gemoeid zijn, gooien wij zo snel mogelijk de zender open, ook als we op dat moment geen rampenzender zijn. Hierbij hebben we te maken met een grijs gebied. Dit grijze gebied treedt op wanneer de overheid zegt dat een gebeurtenis geen calamiteit is en dus geen beroep doet op de regionale zenders als rampenzenders, terwijl de programmamakers van de regionale omroepen de situatie wel belangrijk vinden voor hun publiek. Dan staan we voor de keuze of we, zonder officieel rampenzender te zijn, toch live en ter plekke verslag willen doen van een gebeurtenis.”
Luisteraars geruststellen
Journalisten vormen tijdens rampsituaties belangrijke informatiebronnen voor het publiek: zij houden het volk over de ramp op de hoogte. Zwitserlood beschrijft haar taak als nieuwslezeres tijdens crisissituaties duidelijk. “Op een zo helder en prettig mogelijke manier de feiten van dat moment weergeven en zoveel mogelijk vragen van luisteraars beantwoorden in een bericht. Ik wil tijdens crisissituaties zoveel mogelijk informatie in een bericht verwerken. Het is bovendien belangrijk om dingen die niet bekend zijn te benoemen. Dat is geruststellend voor luisteraars die wellicht met vragen zitten. Ik vind het belangrijk niet sensatiebelust te zijn en niet te verdrietig. Het gaat om de feiten. Ik geef niet mijn eigen mening weer, maar die van bijvoorbeeld de autoriteiten.” Ook Kramer heeft een duidelijke taak voor ogen, die voor hem als nieuwsmanager heel anders is dan die van Zwitserlood. “Mijn taak is coördinerend; ik kijk of alles loopt zoals het moet lopen. Ik heb een overall, overzicht houdend beeld van de situatie en kijk of we niets vergeten.” Over zijn verantwoordelijkheid kan Kramer ook helder zijn. “Ik ben verantwoordelijk voor het uitgezonden eindproduct. Dat moet journalistiek goed zijn, objectief, nauwkeurig, naar waarheid en niet vooringenomen. Natuurlijk maken journalisten keuzes in welk nieuws ze brengen en zo maken ze de keuzes ook voor kijkers. Ik ga er echter vanuit dat ze worden gemaakt op journalistieke gronden.”
Tijdens het doen van live verslag over crisissituaties heeft Zwitserlood een duidelijk doel voor ogen. “Alle vragen stellen die de luisteraar ook heeft. Ik vraag me altijd af wat mijn moeder zou willen weten. Er is niets zo irritant als een interviewer die niet de juiste vragen stelt. Het gaat niet om mij, maar om het nieuws dat ik voorlees.” Ook Kramer is duidelijk over zijn doel. “Onze gebruikers zo volledig mogelijk informeren over wat er gebeurt, duiden en laten zien wat er gebeurt en ter plekke zijn.”
Zwitserlood kan er duidelijk over zijn dat rampsituaties voor haar nooit routinewerk worden. “Dat moet ook zeker niet zo zijn. Het stellen van de juiste vragen kan niet gebeuren als ik op routine vaar. Dat wil ik ook niet, dat vind ik saai. Ik vind nog steeds ieder bericht over menselijk leed vervelend om te lezen. In het weekend gaan altijd veel mensen dood in het verkeer. Normaal gesproken is dat geen nieuws, maar op maandagochtend wel, als er nauwelijks ander nieuws is. Eigenlijk wil ik die berichten niet voorlezen; niemand heeft er iets aan. Zulke berichten hebben niet altijd een functie. Mensen stellen wel eens dat slecht nieuws goed nieuws is, maar er zijn grenzen. Ik meld geen slecht nieuws om het slechte nieuws. Je kan in die zin aan een ramp wennen dat ik er nu beter tegen kan. Het raakt me echter nog altijd, gelukkig maar.”
Aanspreken, niet toespreken
Taal is het instrument van journalisten op de radio. Bij gebrek aan beelden maken zij de crisissituatie beeldend door middel van hun taalgebruik. Het taalgebruik van nieuwslezers acht Zwitserlood dan ook zeer belangrijk. “Het is belangrijk om niet te overdreven te zijn. Voor mij is het vooral intuïtie. De inhoud is belangrijker dan de vorm. Ik hoef als nieuwslezer niet te proberen een onderbuikgevoel aan te spreken bij het publiek, dat doet een ramp vanzelf. Ik probeer altijd de feiten weer te geven, maar natuurlijk ben je vooringenomen. Je maakt keuzes over wat je benadrukt en wat je meldt. Ik let er altijd op dat ik spreektaal gebruik.”
Nieuwslezers krijgen ook te maken met verschillende soorten publiek. Volgens Zwitserlood zijn de overeenkomsten vaak groter dan de verschillen. “Het is belangrijk dat je het publiek aanspreekt en niet toespreekt. Dit doe je door de keuze van je berichten, je tone of voice en je taalgebruik. Ik doe het alsof ik het mondeling uitleg in plaats van dat het lijkt alsof ik er heel erg over heb nagedacht. Dat maakt het nieuws aantrekkelijk.”
Zoals uit het voorbeeld van Zwitserlood over de Tsunami in 2004 al bleek, komt er tijdens crisissituaties steeds meer informatie vrij. De vraag is of alle informatie zo snel mogelijk met het publiek moet worden gedeeld, of dat een afweging wordt gemaakt. Kramer stelt: “Dat hangt van de informatie af, die moet worden gecheckt voordat die naar buiten gaat. Nu worden er natuurlijk veel snelle sociale media gebruikt, zoals Twitter. Toen er recentelijk een brand was uitgebroken in Utrecht, wachtte de redactie op een officiële bevestiging. Op Twitter werden echter al volop foto´s geplaatst van de brand. In zulke situaties wacht ik niet op officiële goedkeuring. Toen de overheid over de situatie in Moerdijk zei dat de wolk schoon was en de regionale omroepen erachter kwamen dat dat misschien helemaal niet waar was, moesten we die informatie checken en moesten we dat melden. We moeten de overheid daar dan mee confronteren. Als journalist mag je altijd vrij nieuwsgaren en dat nieuws naar buiten brengen, ook als informatie gevoelig is. Informatie is gevoelig omdat de overheid zegt dat het gevoelig is.” Zwitserlood stelt dat het wel of niet naar buiten brengen van informatie afhangt van de paniekfactor. “Sommige dingen zijn te dramatisch. De laatste dingen die Theo van Gogh riep voordat hij werd vermoord bijvoorbeeld, daarover is toen afgesproken dat we die niet meteen zouden brengen. Soms wordt informatie echter wel snel gedeeld, vooral wanneer informatie die nieuws beeldender maakt of als die afkomstig is van een instituut als de ANWB. Vaak hoor je van de politie dingen off the record. Zodra het dan gemeld mag worden, doe je dat meteen.”
Radio versus televisie tijdens crises
De vraag is of ofwel radio, ofwel televisie beter geschikt is voor live crisiscommunicatie. Kramer heeft een lichte voorkeur voor televisie. “Het voordeel van radio is dat het heel snel is. Als er nu iets gebeurt, zijn we binnen een minuut live op zender. De televisie daarentegen heeft beeld en laat de impact zien. Bij de vergelijking moet je echter ook nieuwe media op internet betrekken, mensen zijn daar in het huidige medialandschap op gefocust. In onze internetcijfers is een grote toename waarneembaar. Om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, moet je het zoeken in een combinatie van de drie media. Daar gaat het uiteindelijk om, bij crisissituaties wil je een zo groot mogelijk publiek bereiken. Dat doe je door inzet van zoveel mogelijk outlets, soorten media.” Radiovrouw Zwitserlood kan moeilijk kiezen. “Als de wereld vergaat, stop je batterijen in je radio en je tv doet het dan echt niet meer. Beelden zijn echter vaak treffender. Radio is daarentegen ook te volgen in de auto, wat handig is. Op televisie kunnen achteraf hele mooie samenvattingen worden gemaakt. Dat kan op de radio ook, maar beelden hebben vaak meer impact. Als er zoals bij de brand in Moerdijk, gesproken wordt over een milieuramp, wil je die grijze wolk zien. Radio is echter sneller dan televisie. Op de radio kan nieuws snel worden gebracht en goed worden beschreven. Op die manier wordt nieuws ook beeldend. Er is ook weinig nodig voor radio, je kunt eventuele ooggetuigen direct telefonisch spreken. Op televisie moeten er eerst een camera en verslaggever naartoe. Beide media zijn heel erg aan elkaar gewaagd. De radio is erg snel, maar één beeld zegt meer dan duizend woorden.”
Potentieel carrièrehoogtepunt
Aan crisissituaties zitten voor Zwitserlood twee kanten. “Journalistiek gezien maak je een interessante uitzending; je werkt langer door. Het is echter natuurlijk ook heel erg.”
Deze twee kanten die voor journalisten bestaan tijdens crisissituaties, zijn voer voor een interessante discussie. Enerzijds zijn crisissituaties een potentieel hoogtepunt in carrières van journalisten, anderzijds gaat het om rampsituaties die grote nadelige gevolgen kunnen hebben. Kramer stelt het publiek voorop. “Tijdens crisissituaties is er adrenaline. Live uitzendingen geven de redactie een adrenalinestoot, afgezien van wat er gebeurt. Medewerkers vinden live leuk. Zijn ze niet aan het werk, bellen ze vaak om te vragen of ze kunnen komen. Er gebeurt van alles en het gaat er dan om mensen te informeren. Één ding staat dan voorop: informeren doe je met respect, niet hijgerig, schreeuwerig of rellerig. Dan moet je soms terughoudend zijn met informatie. Ik probeer dat uit te stralen naar de redactie. Natuurlijk is het kicken een live-uitzending voor elkaar te boksen, maar er zijn wel voorwaarden aan verbonden. We moeten duiden wat er gebeurt en mensen met respect informeren. Je moet je altijd afvragen wat burgers verwachten, daar kijk je naar. Ieder beroep kent situaties die een kick geven en voor ons zijn dat crisissituaties. Alles wordt dan uit je gehaald qua vakmanschap.” Zwitserlood vindt het een moeilijke discussie. “Ik ben in eerste instantie mens. Ik denk in eerste instantie altijd: ‘wat erg’. Als er veel mensen dood gaan, vind ik dat erg triest. Je weet op dat soort momenten echter dat mensen aan je lippen hangen. In principe zijn het leuke dagen, want ik heb wat te melden. Toen Theo van Gogh werd vermoord, heb ik me neutraal opgesteld. Het gaat dan niet om mij. Niemand heeft er wat aan als ik het nieuws overmand door emoties breng.” Crisissituaties vormen wel een uitdaging voor Zwitserlood. “Als ik aan het werk ben, duik ik in zulke situaties, maar als ik niet aan het werk ben, ga ik er ook niet naar zitten kijken. Toen Karst T. op Koninginnedag in 2009 een aanslag trachtte te plegen op leden van het Koningshuis sloot ik me daar bewust voor af. Ik realiseerde me dat ik het daar de komende weken genoeg over zou gaan hebben. Ik houd niet van slecht nieuws. Ik trek het me toch te veel aan. Op sommige dagen is er erg weinig nieuws, maar eigenlijk stelt dat me ook wel gerust. Ik ben niet verpest door sensatielust.”
© 2011 Leon van Wijk/'Medium' Magazine – Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de auteur.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten